cheren naar het nieuwe gebouw aan de Poelendaelesingel. Het ledental van de vereniging lag rond de 48. Er was al snel een pensioenfonds inge steld. De ouderen die stopten hadden geen pensioen opgebouwd en aow be stond nog niet. Ze leverden hun melkwijk in of verkochten die en de opbrengst werd de basis voor hun uitkering. De binnenstad werd in mei 1940 verwoest en daarna was het vijf jaar lang moeizaam. Naast alle ellende en leed waren er levensmiddelenkaarten en er moesten bonnetjes worden geplakt. Er was een dis tributiekantoor voor de toewijzingen. Later konden soms alleen maar zakjes magere melkpoeder met de bonnen worden ver kregen. Over de bandenellende zwijg ik maar liever. Met de bevrijding kwam óók het water. De melkfabriek aan de Poelendaelesingel stond in het zoute water en alles werd overgebracht naar 'ons pand' aan het Hof plein. De melkhandelaren konden terecht in het pakhuis van collega Joziasse in de Koningstraat. Al was het behelpen, de zaken konden doorgang vinden. Er was al eerder een wet in werking ge steld voor het bedrijfsleven. Vereist werden een vakdiploma en het middenstandsdiplo ma. De cursus voor het vakdiploma werd gegeven door de docenten C. Zee van de Melkfederatie en D. Boone van het Bedrijf schap. Bij de ouderen werd met de lessen een beetje de hand gelicht, voor de jonge ren was er niet aan te ontkomen. De op bouw kwam, ook voor de melkhandel. Op 22 oktober 1947 werd in de Bogard- zaal de nieuwe Coöperatieve Inkoopver- Jo Ludikhuize met een van de vele bakfietsen omstreeks 1940.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 17