oeffent werdt, soo verstaet de classis ende ordineert hem by desen dat hij voortaen oock in de kerckelicke vergaderingen [kerkdiensten] sal voorlesen ende singen ende het costerampt bedienen, gelyck de schoolmeesters ende voorlesers op ande re plaetsen ten plattelande doen." In 1619 besloot dezelfde classis Reynier Bogaert tot schoolmeester "ende voorsanger" in Westkapelle te benoemen. Later werd besloten het beroepen van predikanten en het benoemen van kerkenraadsleden, schoolmeesters en hun nevenfuncties over te laten aan een college qualificatum. Hier in hadden de kerkenraad, de ambachts heer en een afgevaardigde van de rechter lijke macht (meestal een burgemeester) van de stad Middelburg, Veere of Vlissin- gen zitting. Het rechtsgebied van Walche ren was verdeeld over deze steden. Het lag er maar net aan onder welk rechtsge bied de gemeente viel. Door de scheiding van kerk en staat in 1795 verviel het colle ge qualificatum. Vanaf die tijd benoemde de kerkenraad de voorzanger/voorlezer en koster zelf. De voorzanger/voorlezer werd beoordeeld op zijn kennis van noten, zijn stemvolume en zijn duidelijkheid van voor dragen. De vacature werd op het aanplak bord bij de kerkdeur en in de krant bekendgemaakt. Na enkele weken ver schenen de sollicitanten voor de kerken raad om een proeve van bekwaamheid af te leggen. Hierna maakte de kerkenraad zijn keuze. Wat er van een voorzanger, voorlezer en koster werd verwacht, werd vastgelegd in een reglement. In het reglement van Serooskerke uit 1786 staat: "De Voorlezer van Serooskerke zal gehouden zijn, ter gezetter tijd, zoowel des Zondags als op alle andere tijden van samenkomste der gemeente tot den Godsdienst, 't zij Predi katiën of Katechizatien gehouden worden, den ordinairen dienst te doen van voorle zen en zingen, zonder zich te mogen ab senteeren of eenen anderen in zijn plaats te stellen, zonder voorafgaande permissie van den Predikant of Kerkeraad." In het reglement van Grijpskerke staat onder andere: "Bij het zingen zal hij [de voorzanger] zoo wel mogelijk voor orde zorgen: aan het einde van eiken stokregel behoorlijk ophouden en aan het slot van ieder vers eenige oogenblikken rust geven, voor dat hij het volgende aanheft." Het reglement van Vlissingen bevat een artikel over de kledingvoorschriften. De voorzanger moest gekleed gaan in een zwarte mantel en bef. Pieter Antheunissen werd in 1729 in Vlissingen tot voorzanger benoemd. Toen hij in het reglement las dat hij zo gekleed moest zijn, weigerde hij het reglement te ondertekenen en bedankte voor de eer. Hij was bang dat hij in zo'n kostuum bespot zou worden. In 1773 werd de nieuwe psalmberijming in gebruik genomen, omdat er op de oude berijming en de zangwijze van Datheen steeds meer kritiek kwam. De oude volks taal die Datheen had gebruikt, was in de achttiende eeuw niet meer gangbaar en de manier van zingen vond men te traag. Vele jaren hadden de kerkgangers de psalmen met langgerekte noten gezongen. Bij de nieuwe zangwijze zong men de eerste noot van iedere regel lang, de middelste kort en de laatste noot van iedere regel slepend. Dan volgde een rust, totdat de voorzanger inviel en met de eerste noot van de volgende regel begon. Op Walcheren werd de nieuwe berijming in 1776 ingevoerd. Om aan de nieuwe berij ming gewend te raken, werden er oefen-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 37