Het Bolletje van de Banjer
De Ebro, een redding die voor onmogelijk werd gehouden
Vroege storm aan de Kaai
Opvallend vroeg in het jaar 1958 had de
noordwesterstorm tijdens giertij het zeewa
ter al enkele malen tot op de straten langs
de Kaai van Veere gestuwd. De meeste
Veerenaren die dit verschijnsel maar al te
goed kenden, waren er die dag niet bijster
gerust op. De herinnering aan de algehele
inundatie van het stadje in de eerste febru-
arinacht van 1953 onder soortgelijke om
standigheden lag nog vers in het geheu
gen.
Op 11 januari stond er de hele dag een
stormachtige wind. Zoals dat wel vaker
voorkomt in januari, ruimde de wind tegen
de avond naar het noordwesten en wak
kerde daarbij aan tot volle storm.
Wel bleef in Veere zoals gewoonlijk een
serene rust heersen. Het barre weer hield
de mensen in huis. Alleen havenmeester
Hirdes waagde zich op straat om, plichts
getrouw als hij was, nog eens te gaan
kijken of de lichten op het havenhoofd toch
wel brandden.
De aanloop naar het aankomende hoog
water vervulde Hirdes met grote zorg. Het
was weer springtij en de vloedstroom ver
liep abnormaal snel en heftig. Hirdes vond
het dan ook raadzaam de burgemeester
van de getijontwikkelingen in kennis te
stellen. Veere's eerste burger Den Beer
Poortugael stelde zulke dingen altijd zeer
op prijs en beiden gingen dan ook onver
wijld op verkenning. Op de Kaai en de
havenhoofden konden ze zich in het
stormweer maar amper op de been hou
den.
SOS
Dat de burgervader, als Veere's agent van
de Zuid-Hollandse Redding Maatschappij
ZHRM, op datzelfde moment getuige
mocht zijn van het uitrukken van de red
dingboot Maria Carolina Blankenheym,
verraste hem volkomen. Maar het vervulde
hem ook met een zekere trots. Prachtig,
dat stormweer, en een redding past daar
bij, vond hij...
Het liep tegen de klok van negen. Schipper
Jan Minneboo liet zich als eerste van de
bemanning aan boord van de Maria Caroli
na Blankenheym zakken; machinist Nol
Huijbrecht, die bij dit soort aangelegenhe
den altijd aan de late kant was, stapte als
laatste aan boord.
"SOS", had het door de ether geklonken.
Geen gezeur verder; lekko en trossen los!
Wegwezen zonder slag of stoot, de wilde
woeste zee op. met voorshands nog
slechts een vage bestemming.
De vijf mannen aan boord van de nietige
reddingboot wisselden maar weinig woor
den. Tijd om te praten was er niet. Tussen
het tijdstip van opstarten van de motor en
het commando "varen" lag minder dan een
minuut. "SOS, schip in nood": zonder
omweg recht op het doel af!
Het beruchte bankengebied van de Ban-
jaard voor de kust van Westerschouwen
had. als ware het een Zeeuwse 'Razende
Bol', de laatste stoomzeesleepboot van L.
Smit en Co's Internationale Sleepdienst,
de Ebro, in zijn greep gekregen. Onwrik
baar vast zat de eens zo trotse zeesleper
uit Rotterdam daar, om precies te zijn op
het Bolletje van de Banjer. Uitgerekend op
het droogste plekje van het beruchte ban
kengebied dat bij extreem laagwater
geheel droog komt te liggen.
In een poging om de op de Noordzee in