Een kwakzalver in Arnemuiden
De noodzaak om het slib periodiek uit de
haven te baggeren werd daardoor aan
zienlijk verminderd. De Molstraat ontleent
zijn naam aan de mol, een soort schuitje
met platte bodem en puntige voorzijde, die
de grond kon loswoelen om de watergang
schoon te schuren. Helaas raakte de Arne
verzand en daarmee ook het Molenwater,
ondanks vele vroegere pogingen van het
stadsbestuur om het water weer uit te die
pen. Het noordelijk deel van het Molenwa
ter werd daarom in 1818 gedempt, het zui
delijk deel tussen 1859 en 1864.*
Maar in de jaren negentig van de achttien
de eeuw functioneerde het stelsel nog in
volle glorie. Het moet de tuin heel bijzon
der hebben gemaakt: tweemaal per etmaal
zag en hoorde men het water met donde
rend geweld voorbijstromen, op weg naar
de schoon te spoelen haven.
Willem Vader (1775-1849) zal het huis
vaak benut hebben wanneer hij Middelburg
bezocht voor zaken. Hij was onder andere
commissaris van de succesvolle Onderlin
ge Brand-Waarborg-Maatschappij.
Misschien hebben de beide vrome dames
uit Wissenkerke het huis in 1868 verkocht
omdat dominee Ten Kate op zijn oude dag
met preken ophield. Er was immers geen
reden meer om naar Middelburg te
komen...
P.J.A. van Voorst Vader
Met dank aan de huidige bewoners, de
familie Roose. Zij hielpen mij met het veri
fiëren van een aantal gegevens.
Deze gegevens zijn ontleend aan P.W. Sijnke,
'Uil de Middelburgse Historie', uitgeverij Den
Boer/De Ruiter, Vlissingen 1978.
Heelmeesters en Vroedvrouwen
Kinderen ter wereld brengen is geen
kunst. De geboorte is immers een natuur
lijk gebeuren dat in de meeste gevallen
ook zonder medisch ingrijpen goed afloopt.
Sinds mensenheugenis hebben vrouwen
kinderen gebaard, slechts bijgestaan door
familie en 'vroede' vrouwen, die in de regel
beter voor hun taak waren berekend dan
welke chirurgijn of arts ook.
In de negentiende eeuw kende vrijwel
iedere plaats een door de gemeente aan
gestelde en bezoldigde vroedvrouw. Zij
was volgens de Geneeskundige Staats
regeling van 1818 bevoegd tot het doen
van verlossingen "welke door de natuur
bewerkt, of door de hand ten uitvoer kun
nen gebracht worden". Evenals de meeste
heel- en vroedmeesters had zij een oplei
ding gevolgd aan een van de in 1824
opgerichte provinciale Klinische Scholen
"ter aankweeking van Heelmeesters en
Vroedvrouwen". Hoge toelatingseisen wer
den overigens niet aan deze vierjarige
opleiding gesteld: de kandidaat werd toe
gelaten als hij ten minste zestien jaar oud
was en 'behoorlijk' kon lezen en schrijven.
De examens in Zeeland werden afgeno
men door de Provinciale Commissie van
Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt,
die net als de school in Middelburg was
gevestigd.1 Deze commissie hield zich ove-