Domburg, een
schone slaapster
veel gelachen. De lege kipkarren die terug
kwamen moesten het talud weer af. Soms
werd het gebrekkige remsysteem gesabo
teerd zodat de kar met hoge snelheid
ergens beneden diep in de modder
terechtkwam. Een dankbare klus om die
daar uit te wurmen! Ook gebeurde het
regelmatig dat iemand zo ver in de modder
was gezakt, dat hij er op eigen kracht niet
uit kon komen en er twee mannen nodig
waren om het slachtoffer uit de zuigende
Nu maakt bijna iedereen vakantieplannen.
Dat was in de negentiende eeuw wel
anders. Toen was vakantie alleen wegge
legd voor welgestelden. Een vakantie naar
onbekende streken was een manier om te
laten zien dat men rijk was en status had.
De Industriële Revolutie in de negentiende
eeuw had ook Zeeland op de kaart gezet.
Door de spoorwegverbinding Roosendaal-
Vlissingen was Walcheren beter bereik
baar geworden en door de stoomvaartver
binding tussen Antwerpen en Londen kon
den reizigers in Vlissingen aan land gaan.
Maar men moest om aan land te komen
dan wel halsbrekende toeren verrichten.
Met de intrede van de trein en de stoom
boot breidde het toerisme op Walcheren
uit. Vooral Domburg, de oudste badplaats
van Zeeland, profiteerde hiervan. Al sinds
1834 kwamen hier badgasten.
In 1874 bracht een Franstalige Belg zijn
vakantie in Domburg door en noemde de
plaats "een schone slaapster". Hij maakte
smurrie te trekken. Het waren simpele
voorvalletjes, maar de mannen wisten daar
op hun eigen manier iets leuks van te
maken. Dat was wel nodig bij deze toch
enigszins mensonterende vorm van werk
verschaffing.
Dat alles om toch even een normaal arbei
dersweekloon te kunnen verdienen.
L. Cornelisse
mBÊm
van deze vakantie een verslag dat hij
publiceerde in een krant of tijdschrift met
de naam Chronique Bruxelloise. In 1890
verscheen zijn verhaal in het Nederlands
in het Domburgsch Badnieuws. De Belg
liet duidelijk merken wat in zijn ogen de
zwakke en sterke punten van Domburg en
omgeving waren.
Wat bood Domburg de toerist in 1874?
Domburg had in 1874 twee hotels, het
Badhotel en het Schuttershof. Het Bad
hotel was gestart in 1866. Er waren twintig
kamers, die verdeeld waren in een eerste,
tweede en derde klasse, tien dienstbode
kamers, een recreatiezaal, douches en
warme binnenbaden.
Het oudste logement van Domburg, het
Schuttershof, was van oorsprong een
boerderij die in 1738 werd omgebouwd tot
herberg en in 1838 tot logement.
Wat had Domburg verder te bieden?
Sinds 1837 een badhuis, dat de naam
Badpaviljoen had gekregen. Het was een