klein gebouwtje op het duin. Er was een
gezelschapszaal waar de badgasten
gebruik van konden maken om onder het
genot van thee en koffie een binnenlandse
of buitenlandse krant te lezen of te biljar
ten. Verder waren er twee badkamers voor
warme en koude baden en douches,
's Avonds werden er in de zaal concerten
en toneelvoorstellingen gegeven. Als het
mooi weer was, werden de stoelen en
tafeltjes buiten gezet. Tegen betaling kon
men van acht uur 's morgens tot vier uur 's
middags gebruikmaken van een badkoets
om een zeebad te nemen. De grote koet
sen, die door een paard in het water wer
den gereden, kostten zestig cent. De klei
ne koetsen, die door mensen in zee wer
den gereden, kostten dertig cent. Bij de
prijs waren een handdoek en een badpak
of een zwembroek inbegrepen. In die tijd
ging men er nog van uit dat een zeebad
vooral goed was voor mensen die ziek
waren. De dames en heren verkleedden
zich in de koets. De badman of -vrouw
reed de koets naar de waterlijn en dan
ging de badgast onder het toeziend oog
van de badman of -vrouw in zee. De bad
gasten konden zich vasthouden aan een
touw dat vanaf het strand de zee inliep.
Het was baden want zwemmen was toen
nog een ongezonde sport. Zonnebaden
deed men ook nog niet in die tijd, maar
voor tien cent kon men wel een badstoel
huren. De toerist las wat, wandelde of
maakte een tochtje per koets door de Tuin
van Zeeland.
Naar Zeeland
De Belg begon zijn reisverslag als volgt.
"Wij waren om een uur 's middags van
Antwerpen vertrokken en de stoomboot op
Londen, de Baron Osy, had ons naarVlis-
singen gebracht, alwaar wij om halfzes
aankwamen. Het was mooi weer toen wij
met de Baron Osy naar Zeeland vertrok
ken, maar de Schelde was toch een beetje
woelig en een bericht uit Vlissingen maak
te ons wel wat ongerust voor de ontsche
ping, daar wij met een bootje van boord
zouden moeten gaan. Want wij hadden
dames bij ons en als de Schelde voor Ant
werpen een beetje woelig is, dan is die te
Vlissingen een woeste zee. De stoomboot
lag nog aan de kade en wij konden dus
nog per spoor gaan; maar wat een verschil
van reis! Wij waren nu eenmaal aan boord,
het was dus vernederend om terug te
keren! Wij bleven dus en de boot vertrok.
Onderweg werd het weer slechter, het
regende en de wind stak op. 't Is nog een
heel eind van Antwerpen naar Vlissingen.
Om kwart over vijven waren wij in het
gezicht van Vlissingen. Men had uit Ant
werpen om de grote sloep getelegrafeerd,
dat was nogal geruststellend, maar de
grootste sloep betekent niet veel aan de
mond der Schelde; men kon de beweging
goed op de stoomboot gevoelen en meni
ge passagier verbleekte. De sloep kwam
met zes flinke roeiers. Het was geen
gemakkelijke zaak om aan boord te komen
en het scheelde niet veel of zij geraakte
onder het scheprad van de stoomboot. Zij
sprong als een kakkerlak op de golven,
benauwend voor ons, die er ons niet op
lieten voorstaan, zeebenen te hebben,
't Was dus niet erg uitlokkend; maar men
moest of meevaren naar Londen, want
de Baron Osy kon niet wachten, leder
hield zich zo goed hij kon. De dames ge
droegen zich als ware heldinnen. Telkens
als de sloep naar boven kwam, werd er
een passagier in gestopt en wij tuimelden
over elkander heen, erin. De sloep was