38 heren en twee voor dames, maar deze laatste kunnen slechts één voor één baden, omdat er maar één paard is, dat al de tijd die men nodig heeft om te baden en zich te kleden voor die koets blijft staan. Daarenboven kan, daar de badlui om vier uur naar huis gaan, het aantal baden moeilijk meer dan veertien per dag bedra gen, voor ieder bad wordt ongeveer een half uur gerekend. De koets gelijkt op een oude diligence, aan het einde is een grote linnen kap, die tot in zee wordt neergelaten en de schone najade3 aan de profane blik ken der toeschouwers onttrekt. Buitendien zijn ook de seksen van elkander geschei den - er is een strand voor het schone ge slacht en een voor het mannelijke - door een dubbele rij houten palen. Zijn wij bij ons [in België] dan zo verdorven, dat wij die afscheidingen niet hebben en dat wij aan een huisvader permissie geven met zijn gehele huisgezin tezamen te baden? Ik geloof het niet. Als die lompe koetsen in zee staan, met het neergelaten zeil in het water, zou men menen een enorm groot dier uit de voor wereld te zien, dat daar naar het water gekomen is om te drinken. Twee onzer hebben de eer gehad een van die koetsen te gebruiken en aan het damesstrand te baden, omdat wij de enigen waren; de offi ciële badtijd was immers voorbij. Toen wij uit zee zouden rijden, bleek het dat de koets in het zand gezakt en het paard niet in staat was ons eruit te trekken, zodat men de hulp van een half dozijn dijkwer kers moest inroepen om ons op het droge te brengen. Het bad kost 60 cents (1 franc 25). De gehele badinrichting diende verbe terd te worden en als de concessionaris4 inlichtingen wilde hebben, zou hij eens naar Oostende moeten gaan. En waarom heeft men de spoorweg niet doorgelegd naar Domburg? Men antwoordde ons: omdat het niet nodig is of omdat de kosten niet zouden worden goedgemaakt. Men rekent altijd naar de behoeften van het ogenblik, maar bedenkt niet dat in korte tijd de drukte en de reizigers vertiendubbe- len! Als ik kapitalist was, dan zou ik geheel alleen de spoorweg van Middelburg naar Domburg willen leggen en ik zou zaken maken. Maar bijna niemand wordt door voorbeeld en ondervinding overtuigd. Als er één plaats op de wereld is, aan de oever van de zee, geschikt om de ver wachtingen van een stoutmoedige specu lant te bekronen, dan is dat Domburg. Als wij een Domburg in België hadden, zo schilderachtig, met die bomen, die buiten plaatsen en die bossen aan de voet der duinen, op 50 el afstand van de zee, eer het drie maanden verder was, zou er een maatschappij zijn opgericht met een paar miljoen voor exploitatie!" (wordt vervolgd) Frans van den Driest 1. Van wit hout gemaakte meubelen. 2. Engels spel dat op een gladgeschoren gras veld gespeeld wordt, waarbij houten ballen met houten hamers met lange stelen door boogjes van metaaldraad geslagen worden. 3. Waternimf. 4. Vergunninghouder. Geraadpleegde bronnen: - 'Domburgsch Badnieuws'6 en 13 september 1890. - van Damme, 'Het gezicht van Nederland, Domburg', 1991. - J. Warners, 'Domburg, 150 jaar badplaats', 1984.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 40