gestuurd naar de binnenhaven van Vlissin-
gen. Daar moesten we met nog enkele
anderen split [steenslag] in auto's schep
pen. Zwaar werk, we deden niet meer dan
vier auto's per dag. Twee Duitse voorman
nen van rond de vijftig hielden toezicht,
Simon, een opvliegend mannetje en
Johann, een goeie lobbes. Soms verdween
er wel eens een lading split, de voorman
werd daar niet slechter van...
Later werkte ik bij de bunkerbouw in Valke-
nisse, dat was ook weer zwaar werk met
onvoldoende voedsel. We hielden daarom
een langzaamaanactie, maar die verliep
omdat de Duitsers ons bedreigden. Toch
boekten we enig resultaat, we kregen extra
soep, die we 'bunkersoep' noemden. Wat
erin zat, wist - behalve de kok - niemand,
maar hij smaakte goed.
Het ziekteverzuim was hoog. Sommige
arbeiders sloegen een kwartier lang met
een takje op hun hand. De zwelling leverde
een weekje ziekteverlof op. Voorman
Johann had het door en waarschuwde ons
maar gaf het niet door aan z'n superieu
ren.
Van alle kanten werd lijngetrokken en wel
zodanig dat het werk niet vorderde en de
leiding ontevreden was. Er kwam een Bau-
führer bij en de controle werd verscherpt.
Toch zagen we nog kans om te saboteren;
bij het lossen scheurden zakken cement
open, bouten van het smalspoor raakten
zoek onder het zand, bekistingplanken
werden te kort afgezaagd en betonijzer
verkeerd gebogen. Op een gegeven mo
ment moest ik balen cement sjouwen en
op de bouwstelling zetten. Die was onvol
doende gestut en na de zoveelste zak was
het krak... boem, betonmolens en steiger
stortten in de bouwput. Maanden werk was
in één klap ongedaan gemaakt!
Alles wat Duits was, kwam aanrennen.
Voorman Simon kreeg de schuld, maar die
probeerde het op ons af te schuiven. De
Bauleitung in Vlissingen werd gebeld en
die gaf opdracht om ons ploegje (Neder
landers) naar kantoor te brengen. Daar
moest ik allerlei vragen beantwoorden en
er werd over mij gebeid met de Ortskom-
mandant in Middelburg.
Vermoedelijk vanwege mijn jonge leeftijd
kwamen mijn maten en ik er nog goed van
af met een week salarisinhouding. Als aan
voerder kreeg ik ook nog een proeftijd van
zes weken. Toen ik zei dat het allemaal de
schuld was van die stomme Duitse voor
man werd ik door drie man stevig afgeran
seld.
De daarop volgende weken werd ik door
Simon voortdurend getreiterd. Hou dat
maar eens zes weken uit! Om uit die situ
atie te geraken, wist ik mij bij het voortdu
wen van de lorrie (licht) te verwonden. Een
nagel was los en er waren er twee blauw,
omdat er zogenaamd een stok op de rails
lag, die ik wilde oprapen en waardoor de
lorrie uit de rails vloog. Ik kreeg een nood
verband en moest naar de OT-dokter in
Middelburg, een vriendelijke, begripvolle
man. Die trok de nagel eraf en stuurde mij
naar de huisarts. Die schatte het verzuim
op ongeveer zes weken.
In de bunkerbouw werd gestolen als de
raven, alles onder het motto 'wij nemen
slechts terug wat ons is ontstolen'. Ik
kwam iedere dag thuis met mijn zakken vol
spijkers. Als ik een emmertje vol had,
bracht ik het naar een boer in de buurt van
Souburg, waar ik een gulden per kilo
kreeg, leuke bijverdienste. Bij die boer lag
trouwens onder een dekzeil een voer
cement van de Wehrmacht dat achterover
gedrukt was.