wollig, de behangsels rijk en overal ziet men neteldoekse gordijnen2. De bewoners der buitens3 sluiten zich min der op dan die van het dorp; wij hebben er gezien, die hun diner buiten gebruikten onder de veranda of op het gras; en het zijn aardige huiselijke toneeltjes met lieve kinderen in het wit gekleed. Als artiest zou ik het Schuttershof boven het Badhotel verkiezen, met zijn schaduwrijk plein met bomen wier stam met klimop bedekt is en zijn meer landelijk voorkomen. Tijdens ons verblijf hebben wij aan het hotel verscheidene rijtuigen gezien, met wapens op de portieren, met fraaie paar den en knecht en koetsier in zeer stemmi ge livreien.4 Om 1 uur kwamen wij terug om te dineren. Er waren zowat 30 personen aan tafel en ons gezelschap maakte er een derde van uit. Op het dessert waren er van die klappende pistaches5, waarin men devie zen vindt. Er waren er bij die niet erg hoffe lijk en aardig waren, getuige dit: Zelden vindt men een oud wijf, zonder knorren en gekijf! De rijm is al wel, maar het uitge drukte denkbeeld is niet zeer vleiend voor de oudere Hollandse dames. Er zijn er trouwens betere, bv.: Eert de vrouwen, zij vlechten en weven, Hemelsche rozen In 't aardsche leven! En dit: Liefde doet ons liefde toonen, Liefde moet de liefde lonenl A la bonne heure! Na het diner en de koffie gingen wij de oostkant der duinen onderzoeken, daar wij 's morgens de westkant hadden gezien. Op een afstand van 25 minuten zagen wij er twee of drie wier lommerrijk uitzicht onze belangstelling opwekte. De weg die naar het strand geleidde, lieten wij dus links liggen en begaven ons in de struiken en waren weldra even verbaasd als des morgens. Een bezoek aan Westhove Eensklaps daalde de weg voor ons en bevonden wij ons in de paden van een lief mooi bos, met eiken en beuken, berken en kastanjebomen, waartussen gras en varens en waar men heerlijke uitzichten had over brede sloten en vijvers, geheel met waterplanten en waterlelies overdekt. Maar dit was slechts het begin der ver rassingen die ons wachtten; wij kwamen aan die duinen, die van verre onze nieuws gierigheid hadden opgewekt en die met hun groen loof als het ware koepeldaken vormden. Wij zagen een sloot, wij gin gen over het plankje en ziet, wij waren in een prachtig park, onder fraaie bomen van 80 voet6 hoogte en het waren die bomen, die dat groene koepeldak vormden, en die wij, daar zij zo dicht bij de zee groeiden, voor duinen met struikgewas begroeid hadden aangezien. Men kan zich geen rijkere plantengroei voorstellen, geen scho nere Engelse aanleg, geen fraaiere afwis seling van rechte en kronkelende lanen, van hakhout en grasperken, van waterpar tijen en open plaatsen met zware eiken omgeven, van dicht houtgewas en bloem perken met grote zorg onderhouden, terwijl daar tussendoor dreven lopen, breed genoeg voor de eigenaar om er met zijn galarijtuig door te rijden. Het is vorstelijk en 40 bunders7 groot. Wij waren er ingegaan alsof het ons eigendom was en wij hadden het genoegen de eigenaar tegen te komen. Sedert enige ogenblikken volgde hij ons in een laan die evenwijdig liep met die waarin wij waren, een klein levendig bejaard heer, met zwarte rok en strohoed. Hij liep ons vooruit en stond aan het einde

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 18