functie gestaan moet hebben. Die bebou
wing is vervolgens aangepast aan de nieu
we functie: buitenverblijf voor een eigenaar
uit de stad.
Maar nu keer ik terug naar naar mijn
onderwerp: de combinatie van buitenver
blijf en bedrijfsgebouw.
Molen De Parel
Op de plaats van het latere buitenplaatsje
stond in 1798 "Zeekere Olymoolen de
Parel met deszelfs Pakhuysen, en twee
knegts wooningen als mede Een Speelhof
met deszelfs huysinge en Landerijen ter
Nombre van 495 Roeden, idem nog 102
Roeden, samen 1 Gemet 277 Roeden".
Een speelhof is een tuin die bedoeld is
voor het vermaak. Adriaan Halffman kocht
dit complex in genoemd jaar voor 1000
Vlaamse ponden, en nam voor nog eens
400 pond tevens de losse goederen over:
"vaatwerk, gereedschappen, thuincieraa-
den, broeybakken, Raamen, tot voorschr.
molen, huysing en thuyn behorende".2
Erg lang heeft molenaar Halffman niet van
zijn bezit kunnen genieten, want hij over
leed een paar jaar na de aankoop. Met de
oliemolen was het daarna snel gedaan: in
1802 kochten Jacob van Driel en Hendrik
van den Broecke elk de helft van de
molen, waarna Van Driel van zijn compag
non nog in hetzelfde jaar diens helft kocht.
Die bestond toen uit het stukje grond "daar
bevorens de Olymolen de Paerel op had
gestaan".3 De heren moeten de molen dus
kort na de aankoop hebben gesloopt.
Ten noorden van de molen stond nog een
"Huys met Schuure, Stallinge, Backeete,
Speel en Moeshoff" met een oppervlakte
van 2 gemeten en 288 roeden. Dit was
evenals de molen in bezit van Halffman en
kwam na diens overlijden in handen van
Johan Pieter Ermerins. Al in het volgende
jaar werd dat huis te koop aangeboden. Uit
de advertentie blijkt dat het de naam van
de voormalige molen heeft overgenomen:
"de Buitenplaats, genaamd de Paerel, met
zijn Huizinge, schoone Moestuin en Wey-
land". De koper was Willem Ermerins, die
er 650 pond voor neertelde.4 Dit zou het
huis kunnen zijn dat te zien is op de teke
ning uit 1820 en dat later is verbouwd tot
het herenhuis van buitenplaats De Parel.
Buitens en bedrijven
De Parel combineerde dus een bedrijfsge
bouw, de molen, met een klein buitenver
blijf. In de achttiende eeuw was de molen
steeds in bezit van mensen die afkomstig
waren uit de Middelburgse middenstand.5
Deze oefenden niet zelf het bedrijf uit maar
hadden daarvoor een bedrijfsleider en
knechten in dienst. Zelf verbleven de eige
naren maar af en toe op hun buitentje, en
konden dan tegelijk hun bedrijf inspecteren.
Een dergelijke combinatie van bedrijf en
buitenplaats kwam vaker voor. Daarvan
geef ik enkele voorbeelden.
Vanaf De Parel hoeven we niet ver te rei
zen voor het eerste voorbeeld. Aan de
overkant van de Vlissingseweg, een paar
honderd meter verderop, werd in 1777 de
houten oliemolen De Verwachting ge
bouwd.6 Van deze imposante windmolen
met zijn bijgebouwen bestaat een fraaie
tekening, waarop tevens het inrijhek te
zien is: twee gebeeldhouwde sokkels met
schildhoudende leeuwen erop, met daar
tussen een sierlijk smeedijzeren hek. Dit is
niet het soort hek dat je verwacht bij een
bedrijfsgebouw. Rechts van het hek is een
bakstenen gebouw te zien dat bestaat uit
een woonlaag op de begane grond en een
verdieping. De voorgevel is drie ramen