De zoutketen met zomerhuizen langs het Havenkanaal van Middelburg. (Tekening in kleur, z.n., z.j. [begin negentiende eeuw], coll. Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Zelan- dia lllustrata deel II, nr. 308) zondagen, terwijl voor een wat langere periode Valkenburg als buitenverblijf gediend zal hebben. Niet alleen een keet bij Middelburg, ook verschillende zoutketen bij Arnemuiden waren voorzien van een buitenverblijfje. Meestal was dit niet meer dan een koepel. Op een afbeelding uit het midden van de achttiende eeuw kan men enkele keten zien: kleine, veelal vierkante gebouwen met een puntdak. Maar er was genoeg ruimte om er een zondagmiddag plezierig te kunnen doorbrengen. In de jaren 1730-1740 ging het goed met de zoutnering en daardoor lieten steeds meer eigenaren van zoutketen een tuintje bij hun bedrijf aanleggen, waarin ze dan een koepel plaatsten.1' Goed voorbeeld doet goed volgen - zoals dat gebruikelijk is in Arnemuiden - en al na enkele jaren liep de zaak uit de hand. In 1735 notuleerde men in de vergadering van het stadsbe stuur: "Alzo bevonden wordt dat sommige keet- of pannebazen het bestaan by en omtrent hun keeten te bebouwen met zomerhuizen als anderszins op de ledige erven op grond dezer stad", en werd het nodig gevonden te benadrukken dat voor het optrekken van die bouwwerken toe stemming nodig was. Aan de Nieuwlandseweg stond een huis dat naar verluidt een restant was van een dergelijk zomerhuis. Het heeft lang bekend gestaan als het Hooge Huis. Zulke zomer huizen waren bedoeld voor de eigenaar, die meestal in Arnemuiden of Middelburg woonde. Bij de zoutketen stonden vaak ook woningen voor de bazen. Zo vroeg eigenaar Frangois Engelse in 1735, geheel volgens de regels, toestemming voor het bouwen van een zomerhuis. Bij de keet stond toen al een woning die bewoond werd door Carel Cornelisse, kennelijk de baas.12 De eigenaren Bastiaan van Pantegem en Pieter van der Weele kregen in 1740 toe stemming om "een deur te mogen hangen aan hun keeten en zomerhuys voor de tijd als deselve met hun familie aan de keeten zijn en anders niet". Een wat mysterieus bericht, maar wel één waaruit duidelijk wordt dat de eigenaren niet zelf op de keet woonden. Mogelijk betreft het hier een afscheiding tussen het bedrijfsgedeelte en

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 34