maar een echte Franse school had Middel
burg niet meer.
In het midden van de achttiende eeuw
waren er verscheidene voorname lieden
die hun kinderen, nadat ze enkele jaren op
een gewone Nederduitse school hadden
doorgebracht, naar een Franse kostschool
buiten de provincie stuurden. Daar konden
ze op een behoorlijke educatie en een
geciviliseerde opvoeding rekenen. Dat had
echter zijn bezwaren: het kostte veel geld
en bovendien waren de kinderen eigenlijk
te jong om zo ver van huis te gaan. Het is
geen wonder dat enkele ouders een po
ging deden om in de eigen stad een Fran
se school op te richten; ze kenden een
zekere monsieur Joseph Bayard uit Den
Flaag en vroegen hem of hij naar Middel
burg wilde komen. Toen hem werd verteld
dat hij op een jaarlijks traktement van 50
Vlaamse ponden 300,-) kon rekenen,
stemde hij toe.
Bayard runde de Franse school van 1752
tot 1759. Al gauw na zijn vertrek kwam de
behoefte aan een opvolger ter sprake. Op
initiatief van burgemeester Matthias werd
er een commissie van wijze mannen be
noemd die de voor- en nadelen van een
stedelijke Franse school zou onderzoeken.
Het rapport dat de heren uitbrachten was
positief: de school zou van veel nut voor
de stad en tot groot genoegen van de
ouders zijn. De commissie was van
mening dat naar een geschikt persoon
moest worden uitgezien. Met 'geschikt'
werd bedoeld dat hij de gereformeerde
godsdienst beleed, de Franse taal machtig
was en geografie, schrijven en cijferen kon
onderwijzen. Bovendien moest hij gehuwd
zijn. De commissie stelde voor hem een
jaarsalaris van 300,- te geven en daarbij
nog eens 300,- voor huishuur. Hij zou
niet onderworpen zijn aan het school
meestersgilde, maar onder directie staan
van twee leden van de stadsregering en
een van de Waalse predikanten. De com
missieleden hadden al een geschikt
iemand op het oog: de heer Henri Rabinel,
kostschoolhouder in Deventer. Hij ontving
25 Vlaamse ponden voor zijn verhuizing en
kon nog hetzelfde jaar beginnen. Op 14
januari 1764 was er sprake van een regle
ment.2
Een reglement
Het eerste artikel van het Reglement voor
de Stads Fransche School van Middelburg
luidt aldus: "In deze school zullen geadmit
teerd worden Jongelingen, boven de zes
jaaren oud zijnde, dog geene jonge Juf
frouwen." Het tweede artikel noemt de vak
ken waarin de jongens les krijgen: Frans,
schrijven, cijferen, geografie en de begin
selen van de godsdienst. Er zouden drie
soorten leerlingen zijn: de "hele-kostleerlin-
gen" die op school aten en sliepen, de
"halve-kostleerlingen" die niet op school
sliepen maar er wel de maaltijden gebruik
ten en ten slotte de "dagschoolleerlingen",
die alleen onderwijs ontvingen. De school
houder mocht van deze groepen respectie
velijk 330,-, 180,- en 72,- per jaar
vragen, "wel minder doch niet meerder"
wordt uitdrukkelijk vermeld. De hele-kost-
leerlingen moesten een zilveren lepel en
vork meebrengen, verder een mes, twee
tinnen borden, zes handdoeken, zes ser
vetten en een tinnen waterpot. De jongens
die in de halve kost waren, konden vol
staan met bestek, borden en servetten.
Van beide groepen leerlingen werd ver
wacht dat ze de dienstboden voor de ker
mis en met Nieuwjaar een rijksdaalder
gaven. De dagschoolleerlingen mochten,