mee zo contrasterende stadhuistorentje.
Over het toen nog aanwezige Sloewater
was het een belangrijk fraaier beeld dan
momenteel." "Maar ook de dorpen
deden vanuit het landschap mee. Alle had
den ze hun oude kerken en kerktorens,
typisch voor elk dorp. Ze spraken van ver
leden, heden en toekomst, terwijl de bij het
en hondsrozen. De meidoornheggen had
den een functie, zelfs meerdere. Ze dien
den om het vee er binnen te houden - het
prikkeldraad en het schrikdraad waren
toen nog niet uitgevonden verhinderden
het aftrappen van de slootkanten, gaven
het vee beschutting en vormden hier en
daar ook de eigendomsgrens."
dorp behorende molen vaak met draaien
de wieken het bewijs leverde dat bij lande
lijke rust ook noeste ijver behoort. Binnen
de beslotenheid van de omringende dui
nen en dijken, verspreid over het gehele
landschap, lagen daar de boerderijen. Vele
met zeer oude beplantingen. Weiden met
wilgentronken waarvan de één een nog
schilderachtiger beeld gaf dan de ander.
De boomweiden met zeer oude iepen en
de oude boomgaarden waarvoor men toen
nog ladders nodig had om het fruit van de
hoge bomen te plukken. De weiden waren
omzoomd met de onvolprezen meidoorns
"Dan waren er de buitenplaatsen. De vele
houtopstanden daarvan gaven het land
een make up van een aanvullende
schoonheid, die men elders vergeefs zou
zoeken. Het totaal droeg met recht de
naam Tuin van Zeeland." "Het was een
landschap vol afwisseling, zonder plan ont
staan, maar desondanks tot een harmo
nisch geheel gegroeid. Niet groots, maar
bekoorlijk, niet stoer, maar speels, niet
logisch, maar wel gevoelig, niet overweldi
gend, maar uiterst bescheiden."
Landschapsarchitect C.P. Broerse was
geschokt toen hij na jaren terugkwam op