Vadertje
Lieverkoekjes bakke me nie
Als een kind weigerde te eten omdat 't het
eten niet lekker vond, zei moeder of vader
wel: Lieverkoekjes bakke me nie. Maar er
waren in het dialect meer uitdrukkingen die
men tijdens de maaltijd gebruikte.
Ete wat de pot schaft, zei moeder tegen
haar kroost en soms volgde daarop: as je
't eten nie lust, lei je j'n 'ööd d'r mè bie
neer en as je 't nie verkiest, ku je zonder
eten ni je nist [bed] en morgenochtend gin
bróód vö da je dit eten op 'eit. Meestal at
het kind dan wel met lange tanden verder.
Jan Vader (1875-1966) beschreef de Wal-
cherse boerenmaaltijd in de tweede helft
van de negentiende eeuw. Was een Wal-
cherse boerenmaaltijd in die tijd om van te
watertanden? Oordeel zelf!
Zelfvoorzienend
Bijna alle ingrediënten die voor een Wal-
cherse boerenmaaltijd nodig waren, kwa
men van de boerderij zelf. Of het nu ging
om aardappelen, vlees, boter, vet, karne
melk, tarwebloem, groente of fruit, de boer
was zelfvoorzienend.
Het vlees was meestal varkensvlees en
een enkele keer rund- of schapenvlees.
Konijnen- en hazenvlees en ook pluimvee
kwamen zelden op tafel. Oude kippen en
hanen werden verkocht of stierven een
natuurlijke dood.
Men besteedde omstreeks 1850 op de
boerderij weinig tijd aan de bereiding van
het eten. Het eten voor de zondag werd,
vanwege de zondagsrust, zoveel mogelijk
zaterdags al klaargemaakt.
Het eten werd gekookt of gebraden in een
grote ijzeren pot die boven het haardvuur
in de woonkeuken hing. Smaakmakers
waren zout, kaneel, nootmuskaat, kruidna
gels, peper, bruine en gele mosterd, suiker
(vooral bruine suiker), stroop en azijn.
Er was voldoende boerenboter op de boer
derij. Maar toch kwam er alleen zondags
jus van boter op tafel, en als er stamppot
van uien op het menu stond. Men was van
mening dat reuzel minstens zo gezond
was als boter. Bovendien brachten boter
en eieren op de Botermarkt in Middelburg
geld in het laatje. De opbrengst van boter
en eieren was voor de boerin.
Af en toe at men op zondag een gekookt
ei. Met Pasen, bij de grote visites' en op
bruiloften werden grote hoeveelheden
gekookt. Sommige mannen aten dan wel
tien eieren.
Jan Vader schreef in een van zijn schriften
dat hij het als kind heeft meegemaakt dat
een boer op een bruiloft 24 eieren opat.
De hoofdmaaltijd was het warme middag
maal. Er was specifieke zomer- en winter-
kost.
Zomerkost
Zomers werden vaak aardappelen, een
stuk vlees en als groente kropsla met stuk
jes ui gegeten. De aardappelen werden na
het koken tot kruim gestampt.
De sla werd overgoten met een mengsel
van kokendhete azijn en varkensvet. Soms
werden er taerlinkjes (vierkante stukjes)
gebakken spek in de sla gedaan. Van de
zes werkdagen (maandag tot en met
zaterdag) werd minstens vier keer kropsla
bij het middageten gegeten. Sla als groen
te was makkelijk want de bereiding nam
weinig tijd in beslag en tijd kwam men
zeker in de zomer altijd te kort. Spinazie,
postelein, komkommer, worteltjes, snij- en
suikerbonen werden veel minder gegeten.