ties van Polderdijk speelde zich af in crisis tijd, in het bijzonder tijdens de jaren rond de Eerste Wereldoorlog en de aanloop naar de jaren dertig van de vorige eeuw. In alle sectoren greep de bezuinigingswoede om zich heen. Polderdijk waarschuwde consequent tegen een domme en rigou reuze manier van bezuinigen; volgens hem zou de zuinigheid op deze manier de wijs heid gaan bedriegen. Zo pleitte hij bij aan leg en onderhoud van dijken en wegen voor het gebruik van kwalitatief duurder materiaal, omdat dit op langere termijn juist kosten zou besparen. Hij was er steeds voor beducht dat het eigenbelang het algemeen belang zou domineren. Hij betoonde zich een nuchter, realistisch en optimistisch mens. Diverse organisaties onderkenden al snel zijn capaciteiten en deskundigheid en vroegen hem lid te wor den van hun bestuur. Hij durfde eigenlijk niet te weigeren wanneer een collectief een beroep op hem deed, al zat hij niet te wachten op dit soort functies. Maar mede gezien het beperkte kader waaruit geput kon worden, kwam men al snel bij hem uit. Polderdijks politiek-maatschappelijke opvattingen speelden een duidelijke rol. Van een herenboer - al voelde hij zich meer boer dan heer - zou men verwach ten dat hij de conservatief-liberale beginse len zou zijn toegedaan. Hij koos resoluut voor de VDB, een partij die streefde naar algemeen kiesrecht, emancipatie van de vrouw en sociaal-economische rechtvaar digheid voor iedereen. Wie zijn opvattingen analyseert, merkt dat deze naadloos aan sloten bij dit programma, al zal hij zich op zijn beurt daar ook door hebben laten beïnvloeden. Ten slotte terug naar de titel van dit ver haal. Is deze wel terecht? Letterlijk wel. Polderdijk hield zich intensief bezig met het verleden van zijn omgeving en schreef daarover. Op zich was dat al heel uitzonderlijk, gezien zijn opleiding en afkomst. In figuurlijke zin was dit echter niet het geval. Hij was niet iemand die zichzelf op de voorgrond stelde en de aan dacht naar zich toe trok. Vanuit zijn des kundigheid kon hij zeer kritisch zijn en ver richtte hij zijn bestuursfuncties met grote nauwgezetheid. De nadruk legde hij op het onderwerp, niet op zichzelf. Ferdinand Polderdijk was een bescheiden, te bescheiden mens. Toen hij in 1935 na achttien jaar afscheid nam van de ge meenteraad, werd hem de nodige lof toe gezwaaid. De Middelburgsche Courant vatte zijn dankwoord in één zin samen: "Polderdijk dankte voor de waardeerende woorden, maar meende niet meer dan zijn plicht te hebben gedaan." Piet Zuijdweg De uitgebreide bibliografie met gedetail leerde annotatie en een overzicht van gebruikte bronnen en literatuur is opgeno men in mijn publicatie Laat de zuinigheid de wijsheid niet bedriegen, Ferdinandus Pieter Polderdijk (1860-1944) Nieuw- en St. Joosland. Een biografische schets. Uit gave in eigen beheer, Vlissingen juli 2007.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2008 | | pagina 17