overleed. Willem was nog niet meerderja
rig, hij werd dit pas bij 25 jaar. Grietje en
Jannetje waren meerderjarig door hun
huwelijk. Grietje huwde met Jan Pieterse
Geldof. De boedel is door de kinderen
opgemaakt, Jan Geldof moet de Jacobus
Geldof zijn die de boedelinventaris
namens hen ondertekende.
Leyntje bezat in Vrouwenpolder een huis
met schuur en erf en land met gewas erop.
De volgorde van deze inventaris is: de
onroerende goederen, het land en de
gewassen, een varken, de voorraad, de
mestput en het gereedschap.6 Dan volgt
een hoeveelheid huisraad, met ertussen
door genoemd het melkgereedschap, een
trog en een wan. Contante penningen,
schulden of tegoeden worden niet gemeld.
De inventaris wordt besloten met de kle
ding van de overledene en haar sieraden.
Boeren bezaten de grotere werktuigen en
de paarden, arbeiders werkten met hun
eigen gereedschap en dat werd in de boe
dels vermeld. Hier was het enige gereed
schap een schop. Melkgereedschap was
voor de vrouwen. Bij Leyntje wordt het
gemakshalve een 'partij' genoemd, zodat
niet duidelijk is wat ze precies bezat. Ver
der vinden we een trog, een wan, een ach-
tendeel, twee zeven en een zak tarwe. Er
was een voorraad hooi, stro, boonstokken
en (brand)hout. De genoemde partij rom
meling kan van alles betekenen, iets wat
voor de opstellers geen bijzondere waarde
had maar voor ons nu wel interessant zou
kunnen zijn. Er was een mestput; een kost
baar bezit, want de mest werd op het land
gebruikt. Vlees was geliefd, maar duur.
Varkens werden gehouden om vet te mes
ten voor de slacht. Nadat het varken was
geslacht, werd het vlees gezouten zodat
het langer bewaard kon worden. De kost
bare voorraad spek en hammen werd wel
bij de inventarissen vermeld. Bij Leyntje
vinden we een varken en een partij spek
van vorig jaar. Er waren verder geen die
ren, ook geen pluimvee op het erf.
Huisraad
Soms werden in inventarissen de spullen
per vertrek genoteerd. In dat geval is er
een indicatie van het gebruik van de ver
trekken. In de inventaris van de weduwe
van Cornelis van den Broeke is dat niet
het geval.
Het eerste meubel dat wordt genoemd is
een 'pisel'. Op Walcheren stond tot 1800 in
bijna iedere boerenhuiskamer de piezel.
Een piezel of pijzei is een grote legkast op
bolpoten, voorzien van twee of vier deu
ren. Het meubilair in dit huis bestond ver
der uit een hoeveelheid stoelen en banken
en twee tafels.
Een 'bed' was een met stro of veren gevul
de hoes om op te slapen. Er hoorden kus
sens, peluws en dekens bij, het 'toebeho
ren'. De zeven kussens zijn hier, net als de
lakens, nog apart vermeld. Er werd gesla
pen in een bedstee. Met 'behangsel' wor
den de gordijnen voor de bedstee bedoeld;
ze werden vaak gecombineerd met een
rabat, een geplooide strook. Een rabat
werd ook aan de schoorsteen bevestigd,
maar niet in het huis van Leyntje.
Kookgerei
De haard was de kookplaats in een
woning. Aanwijzingen voor de haard zijn in
de meeste boedels te vinden in de
beschrijving van attributen die bij de haard
horen. Er waren vuurplaten op de vloer
van de stookplaats en haardplaten aan de
achterwand om de muur te beschermen.
Aan een verstelbaar hangijzer werd de pot