maat van de boeken en het aantal ge
noemd, een enkele keer werden de titels
erbij vermeld. De boeken van Leyntje wer
den niet omschreven en het is helaas niet
duidelijk om wat voor boeken het gaat.
Mantels komen in alle boedels voor en
vaak in groten getale. De strooien vrou-
wenhoeden komen op het platteland vanaf
Sieraden
Bij vrouwen vormden de sieraden vooral
een functioneel onderdeel van de kleding.
Ze vervulden aanvankelijk een praktische
functie, zoals een oorijzer of hoofdijzer om
de muts vast te zetten. Later kwamen er
ter verfraaiing zilveren en gouden strikken,
stukken of krullen aan te hangen en soms
Snoer koralen met een gouden slotje en gouden
stukken. Particulier bezit, (foto Ida Dooren-
weerd)
1778 in de mode. Bij de weduwe vinden
we ze ook. Haar kleding bestond verder uit
stiklijven, beuken, doeken, schorten, zak
ken en losse mouwen. Ze had een be
scheiden aantal mutsen: in een rijke boe
del uit dezelfde tijd werden wel achtentwin
tig mutsen vermeld.
Veel hemden had ze ook niet. De meeste
vrouwen hadden nog wel een paar el lin
nen voorraad voor ondergoed in de kast
liggen, Leyntje niet. Opvallender is echter
dat één kledingstuk helemaal niet wordt
genoemd: de keus of rok. Ze heeft ze
ongetwijfeld gehad, maar waar zijn ze
gebleven?
was het hoofdijzer zelfs van goud. In deze
boedel vinden we een zilveren hoofdijzer,
gouden stukken en gouden spelden. Gou
den spelden kwamen niet veel voor, maar
wel bij deze weduwe.
Om de hals werden snoeren bloedkoralen
of gitten gedragen met een gouden slotje.
In de boedels worden ze vanaf 1771
beschreven. De vrouwen droegen aan hun
vingers vaak een of meerdere gouden rin
gen. Leyntje had een snoer koralen met
gouden slotje en twee gouden ringen.
Zilveren gespen werden zowel door man
nen als door vrouwen op de schoenen
gedragen. Het goud en zilver van Leyntje
was, net als de rest van haar spullen,
tamelijk bescheiden en vooral functioneel.
Leyntje kreeg haar eigen naam niet eens