terug te vinden. Het enige aanknopings
punt is dat het toezicht op de bouw op 13
december 1479 werd overgenomen door
Anthonis (Antheunis) Keldermans: "dat die
selve meester Anthonis angenomen heeft
voirt te ordineren die nyen kercke ter Veere
ende meester dair of te zyn." Mogelijk is de
oprichting van het kapittel rond 1470 de
aanleiding geweest voor het bouwen van
de nieuwe kerk. In deze periode was Evert
Spoorwater werkzaam aan het stadhuis op
de Markt. Het was indertijd gebruikelijk dat
de voornaamste stadsbouwwerken en de
werkzaamheden aan de hoofdkerk in één
hand waren. Mogelijk nam Anthonis Kel
dermans in 1479 het werk over van de in
1474 overleden Evert Spoorwater.
Pas nadat de metselaars de bouw van het
stadhuis hadden voltooid, zullen ze begon
nen zijn met de bouw van de Grote Kerk.
Het is dan najaar 1476 en als de kat was
ingemetseld, zou dit in 1476 gebeurd moe
ten zijn.
Van rattenplagen had men in Veere geen
last. Ik ben ze althans tijdens mijn onder
zoeken nooit tegengekomen. Dus om die
reden zal men geen kat hebben ingemet
seld. Alleen in 1491 was er even sprake
van ratten in het stadhuis. Volgens de
rekening van de rentmeester van de stad
werden er in de laatste week van oktober
twee rattenvallen gekocht, één voor bene
den en één voor boven.
Volgens de kranten zou men in het stad
huis ook een bouwoffer hebben aangetrof
fen, doch dit is onjuist. Tijdens de restaura
tie van het stadhuis werden in 1932 bij het
verwijderen van een houten betimmering
een bezem en een Goudse pijp aangetrof
fen, die daar in de zeventiende eeuw
(1699?) tijdens een verbouwing waren
geplaatst om boze geesten te verjagen.
De gemummificeerde kat zou tijdens res
tauratiewerkzaamheden van de kerk
gevonden zijn. Maar in de tijd dat jhr. I.F.
den Beer Poortugael burgemeester van
Veere was (1946-1964) is de kerk nooit
gerestaureerd! Volgens de 'Bouwhistori
sche documentatie en waardebepaling'
van de Grote Kerk, geschreven in opdracht
De bezem en de Goudse pijp die men in 1932
na het verwijderen van een houten betimme
ring in het Veerse stadhuis aantrof, (illustratie
uit het tijdschrift 'De Prins' van 5 maart 1932)
van de Rijksgebouwendienst die de kerk in
eigendom heeft, werd in 1921 een bedrag
van 8.700,- begroot voor het herstel van
de muren en het bovendeel der contrefor-
ten van de toren en voor kleine reparaties
aan het dak. Tijdens deze restauratie is het
poortje in het transept ontdekt dat toegang
gaf tot de Schotse kerk. De daarop volgen
de herstelwerkzaamheden dateren van
1939 tot 1942. Hierbij werden de buiten
muren onder handen genomen en werd de
laatste zolder verwijderd. Onder de toren
werd een brandvrije ruimte gebouwd,