burgers namen bovendien deel aan de walvisjacht. En hoewel Rotterdam de posi tie als belangrijkste aanvoerhaven van wijn van Middelburg had overgenomen, bleef de vaart op Spanje, Portugal en Frankrijk belangrijk. In de achttiende eeuw was de Middelburgse Commercie Compagnie ac tief. Deze particuliere handelsmaatschappij reedde 296 schepen uit en hield zich voor namelijk bezig met de slavenvaart. Uit cijfers van de periode 1752-1763 blijkt dat er jaarlijks ruim 150 zeeschepen door het havenkanaal voeren of werden getrok ken. Dat aantal zal in de zeventiende eeuw hoger zijn geweest. Slepers Aangezien de Middelburgse haven een getijhaven was, was het voor schepen alleen bij bepaalde wind en/of getij moge lijk de haven binnen te komen of te verla ten. De schepen konden zich ook laten slepen door slepers, ook wel jagers ge noemd. Er was een groep slepers geves tigd in Ritthem en één in Middelburg. In het reglement van 1738 stonden de afspraken tussen deze twee groepen. De Middelburg se slepers trokken met hun paarden de schepen vanuit de haven van Middelburg naar de rede van Rammekens, die van Rammekens trokken ze naar de haven van Middelburg. Als de Middelburgers geen paarden genoeg tot hun beschikking had den, mochten de collega's van Ramme kens het werk overnemen en andersom. In 1797 woonden er 39 slepers in Middelburg en omgeving, in 1812 waren er dat 24 (al leen stad Middelburg). De paarden waren met lange touwen met de schepen verbon den en trokken die zo door de geul en het havenkanaal. Aangezien de zeedijk langs Welzinge nogal grillig liep, werden - waar schijnlijk begin zeventiende eeuw - de di verse inhammen door de aanleg van trek- dijken afgesneden, zodat de trekpaarden een zoveel mogelijk aan de geul evenwijdi ge route konden volgen. Hierdoor werd voorkomen dat men steeds de touwen moest innemen of vieren of dat men bij het nalaten hiervan het schip op de wal trok. Het hoofd van het Middelburgse havenkanaal, met aan de overzijde Nieuwland. Links van het hoofd niet zichtbaar) lag het Stadspoldertje waar de galg stond. Aan het uiteinde van de Westelijke Havendijk ligt de stal voor de trek paarden. Rechts van de Oostelijke Havendijk de zaagmolens en de zoutketen. Deel van 'Kaart van Welsinge ofte Vaart van het Eijnde der Middelburgsche Haven tot het Kasteel van Ramjmjekens'door J. Massol, 3 december 1754. (Zeeuws Archief Zeeuws Ge nootschap, Zelandia Illustrata deel 1, nr. 1280) Verzanding Het bevaarbaar houden van de toegang tot de havens van Middelburg en Arnemuiden heeft in de zeventiende en achttiende eeuw veel hoofdbrekens en geld gekost. Voor de zuidoostkust van Walcheren lagen al langere tijd enige zandplaten. Deze groeiden snel in omvang en hinderden de schepen die voor de rede van Walcheren

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2009 | | pagina 11