voor anker gingen. Door het inpolderen
van de grootste zandplaten tot de Sint
Jooslandpolder in 1631 en de Middelburg-
sche polder in 1644 werd de toegang van
de havens van Middelburg en Arnemuiden
tot de zee in zuidwestelijke richting ver
lengd tot aan fort Rammekens. Hierdoor
werd de geul van Welzinge gekanaliseerd.
In oostelijke richting ontstond het Arne
muidse kanaal, waarlangs zich industriële
bedrijvigheid had ontwikkeld zoals hout
zagerijen en zoutketens.
Het kanaal van Welzinge liep langs het
voormalige dorp Welzinge tot aan fort
Rammekens. Dit fort was in 1547 als fort
Zeeburgh gebouwd op het uiterst strategi
sche punt waar de Welzinge in de Honte of
Westerschelde uitkwam. Hierdoor was de
toegang tot het havenkanaal nog smaller
geworden en werd de verzanding nog ster
ker.
In de vergadering van de Staten van Zee
land van 29 januari 1664 verklaarde Mid
delburg reeds meer dan 60.000 Vlaams
132.000) voor verschillende werken uit
gegeven te hebben.
Diverse "vernuftelingen of ingenieurs", zo
als Mattheus Smallegange in zijn Nieuwe
cronyk van Zeeland (1696) omschrijft, kwa
men met adviezen, variërend van het
maken van sluizen en houwers om de
kanalen uit te schuren tot het aanleggen
van hoofden en bermen om de aanvoer
van zand zoveel mogelijk weg te houden
van de mondingen van de kanalen. Zelfs
het landwater dat via de Welzingse sluis in
het Welzingse kanaal werd afgevoerd,
bracht onvoldoende schuring.
In 1738 werd een rijshoofd aan het eind
van het kanaal naar Welzinge, tegenover
fort Rammekens, aangelegd. Dit hoofd
moest verhinderen dat de vloedstromen
zand meevoerden in het kanaal.
Om de nodige diepte te krijgen, werden in
1764 de zandplaten bij Rammekens en het
Arnemuidse vaarwater uitgebaggerd. Zelfs
voor het Middelburgse havenkanaal, tegen
over Nieuwland, lag een zandplaat die het
uit- en inbrengen van grote schepen be
lemmerde. De zandplaat bij Rammekens
groeide echter weer aan. Om de stroom
hier sterker te maken werd in 1779 een
triangulaire (driehoekige) dijk aangelegd
met een paalhoofd.
Omstreeks 1780 werd gerapporteerd dat
het Arnemuidse kanaal bij ieder getij drie
ënhalf a vier uur drooglag. Het kanaal van
Welzinge en het Middelburgse havenka
naal vielen bij laagwater op enkele plaat
sen droog: "De gansche comersie en groot
zeevaard van middelburg is daar door den
bodem geslagen." Volgens de deskundigen
was het door de stroming meegevoerde
zand afkomstig van de duinen van de
Vlaamse wal en van de Walcherse west
en noordkust. In hun rapport berekenden
zij dat er over een periode van dertig jaar
bijna 900.000 kubieke meter zand van het
Noorderstrand van Walcheren door de
stroming van de zee was meegevoerd
naar de andere kant van het eiland en ver
der naar het Sloe en de Bevelanden.
In 1792 beklaagden de heren bewindheb
bers van de VOC en de directeuren van de
Zaagmolens en die van de Zoutpannering
te Arnemuiden zich over de situatie.
Ondanks de hoge kosten besloot het
stadsbestuur toch weer de kanalen uit te
diepen. Veel bleek dit niet te helpen, want
al een jaar later werd gesteld dat vooral de
monding van het kanaal bij Welzinge nog
dieper gemaakt moest worden. Men pro
beerde de berm aan de westzijde van de
nieuwe dijk bij Rammekens te verlengen