houden, waren zij noodgedwongen om 's
Zondags te zitten naaien en stoppen en
dan bedroeg het loon van een vrouw
slechts zestig cent per werkdag, wanneer
ze in dagloon werkte. Bij aangenomen
werk werd meer verdiend.
Ook de boer en de boerin hadden een
druk leven, vooral de laatste want behalve
dat zij voor de huishouding moest zorgen,
moest zij ook toezicht houden bij het kar
nen en botermaken en voor de maaltijden
zorgen, enz. Boerendienstmeisjes waren
er echter gemakkelijker te krijgen dan
thans, want de arbeidersdochters werden
gewoonlijk boerendienstboden, want het
gaan dienen in de stad werd door de boe
renmeisjes nog zelden gedaan. De
knechts en dienstmeisjes leefden geheel
met den baas en de vrouw mede en wer
den dan ook beschouwd als leden van het
gezin, in tegenstelling met gebruiken in de
stad.
Den voeding bij den boer was goed. Er
werd overvloedig varkens- en rundvleesch
gebruikt, 's Morgens brood met spek en in
den winter wel rundvleesch, 's middags
aardappelen met varkens of rundvleesch
met gestoofde appelen of peren of inge
maakte snij- of suikerboonen of zuurkool
en 's avonds weer brood met spek of
vleesch. 's Middags werd er ook wel eens
een ander gerecht opgedischt, b.v. in den
winter, witte of bruine boonen, met boter
en suiker; maar bruine boonen ook wel
met stroop, rijst of rijst met krenten, soep,
waarin dan soepenbeenderen (van een
geslachte koe) werden gekookt. Ook werd
er wel rijstpap en vooral in den winter erw
tensoep gegeten, waarin dan een stuk
spek of varkensrib werd gekookt. Dit spek
werd dan met een snede brood bij de erw
tensoep opgegeten. Op Vrijdagmorgen
was het op de boerderij bakdag d.w.z. dan
bakte de boerin in den bakoven, die toen
op elke boerderij aanwezig was, het brood
voor een heele week. Een enkele maal in
den winter, bakte de boerin, wanneer er
een varken was geslacht, van de versche
worst worstebroodjes, die dan tot de koffie
's morgens om negen uur of 's middags
om vier uur werden gebruikt. Ook bakte de
boerin wel eens een krentenbrood, het
geen dan dezelfden middag warm met
melk of ook wel met gesmolten boter en
suiker werd gegeten, men noemde dat
"dikke koeke". Een enkele maal werd in
den winter "Poffertjes" gegeten: dit waren
gestoomde kleine aardappelen. Zij werden
in een ijzeren pot bereid, waarin op de
bodem een klein beetje water werd ge
daan en eenige dungesneden reepjes
spek werden gelegd. Nadat de pot met het
deksel en langs den rand nog met een
doek was gesloten, werden de aardappe
len over het vuur gaargestoomd. Het vet
van het spek was dan door de aardappe
len opgenomen. Een ander smakelijk
gerecht was het z.g. "Jan in den zak", er
werd een krentenbrood gekneed, maar in
plaats van gebakken, werd dit in een lin
nen zak gedaan, nadat het eerst met wat
gesmolten rundvet was ingesmeerd, ver
volgens werd het in een ijzeren pot met
water en jus van rundvleesch over een
houtvuur gaargestoomd. Het was brood
zonder korst en werd dan 's avonds met
gesmolten boter en suiker gegeten. Zoals
men weet is pasgebakken brood moeilijk
te snijden. Dit brood werd dan ook niet
gesneden, maar op een plank gelegd en
met een dikke draad werden de sneden
eraf gesneden, door den draad, evenals of
men zaagde, heen en weer door het brood
te trekken. Wanneer er kinderen waren