de hand, zien dat het geheel aan de Zand weg naar Vlissingen lag en bestond uit percelen wei- en bouwland, bos, een boom gaard en een rechthoekige waterpartij. Daarnaast stond het herenhuis. Aarnoutse was politiek actief. Hij was in 1812-1813 gemeenteraadslid en later schepen van zijn woonplaats, een functie De boerderij Paauivenburg op de kadastrale kaart van 1823, kadastrale gemeente Koudeker- ke sectie G tweede blad). (Zeeuws Archief, Kadastrale plans, cat.nr. 1028) die ook zijn zwager Abraham Simpelaar bekleedde. In de herfst van zijn leven, toen hij tussen de 70 en 81 jaar oud was, schopte Aarnoutse het nog tot burgemees ter van Koudekerke. In latere jaren - van 1865 tot en met 1870 - nam zoon Aarnout, geboren uit zijn vaders tweede huwelijk met Willemina Bosselaar, het burgervaderschap van Kou dekerke op zich. Deze Aarnout - voluit dus Aarnout Aarnoutszoon Aarnoutse, een prachtige naam vanwege de homogeniteit - vervulde die taak tot aan zijn overlijden. Op de hoek van het Dorpsplein en de Bad huisstraat in Koudekerke vinden we een plaquette als tastbare herinnering aan deze man. Aarnoutse legde op 1 mei 1869 de eerste steen voor de bouw van de nieuwe openbare lagere school, aldus de in het steen geslepen tekst. Zoon Jan (1787-1857), voortge komen uit het eerste huwelijk van Aarnout Janszoon met Adriana Wisse, nam het boerenbedrijf Paauwenburg van zijn vader over. Om een lange opsomming van familiegegevens te vermijden, wordt deze tak van de Aarnoutses schematisch weergeven. Hieron der staan de namen van de eige naren (en vanaf 1939 pachters) van boerenhofstede Paauwen burg. Aarnout Janszoon Aarnoutse, landman en burgemeester (1751- 1840) (diens zoon) Jan Aarnoutszoon Aarnout se (1787-1857) (diens zoon) Jan Janszoon Aarnoutse (1830-1877) (diens broer) Hendrik Janszoon Aarnout se (1869-1934) (diens zoon) Jan Janszoon Aarnoutse jr. (1862-1934) (diens zoon) Adriaan Janszoon Aarnout se (1896-1979), later samen met Jacob Pieterszoon Francke (diens zoon) Jan Adriaanszoon Aarnout se (1925-1975).

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2009 | | pagina 17