vroomheid. Op den duur gebruikte men, als vanzelfsprekend, de vormentaal van de gotiek voor kerkgebouwen.3 In de loop van de achttiende eeuw kreeg deze bouwstijl een bredere toepassing. In Engeland werd rond 1740 al neogotiek toegepast bij tuingebouwen: paviljoens, imitatiekastelen, oranjerieën, stallen voor gestuukte spitsbogen en pinakels, driepas sen en andere typisch gotische vormen." Dit was echter een stijl die weinig gemeen had met origineel gotische gebouwen uit de Middeleeuwen. Deze mengstijl kwam eerder voort uit de sierlijke vormen van het rococo en de voorliefde voor allerlei bijzon dere stijlen. Gotiek werd in deze tijd voor- Romeinse brug bij Westhove (Oostkapelle) sepiatekening, tekenaar onbekend, 1868. (parti culiere verzameling) renpaarden, hondenkennels enzovoorts. De tuinen van de landgoederen, die in die zelfde periode gaandeweg werden omge vormd tot landschappelijke parken, boden een ideale plaats om te experimenteren met nieuwe bouwstijlen en bouwmateria len. Later werden hele landhuizen opge trokken in neogotische stijl, met dikke namelijk gezien als een decoratieve stijl voor interieurs en tuingebouwen, net zoals de Chinese of de Turkse stijl.5 Ook in Nederland waren de eerste neo gotische gebouwen te vinden in de tuinen van stadshuizen en vooral van de buiten plaatsen. Een vroeg voorbeeld daarvan is een ontwerptekening voor een tuinhuis achter een grachtenpand in Amsterdam uit 1764. Op de buitenplaats Beeckesteijn bij Velsen staat tegenwoordig nog een tuin manswoning in de vorm van een gotische

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2009 | | pagina 6