Museumgebouw
Niet alleen voor tuingebouwen vormde het
boek een inspiratiebron. Toen rond 1819
een plan ontstond om een museum in
Domburg te stichten waarin de altaarste
nen van de Romeinse godin Nehalennia
tentoongesteld konden worden, grepen de
initiatiefnemers ook naar Van Laar. De ste-
Een tekening van een gotische tempel uit het
boek van G. van Laar stond in 1819 model
voor een ontwerp van een museum voor de
Nehalennia-altaren in Domburg.
nen waren in de zeventiende eeuw aange
troffen op het strand en afkomstig uit een
tempel voor die godin, waarvan ook resten
werden gevonden. Ze stonden sinds die
tijd uitgestald in de kerk van Domburg. De
heren Jacob Hendrik Schorer en Nicolaas
Cornelis Lambrechtsen correspondeerden
over het museum en bespraken de opties.
Eerstgenoemde bezat een exemplaar van
het Magazijn van Tuin-sieraaden en had
dat aan zijn vriend uitgeleend. Deze was
vooral enthousiast over een bepaald
model. Lambrechtsen schreef: "Ik zende U
mijn vriend! in dank uwe Teekening van
Van Laar terug: slechts een uit alien zou
kunnen dienen voor een Tempel der Neha-
lennia's, ik meen in No. 15, plaat 119.
Maar zij is te kostbaar en geeft te weinig
licht, 't geen echter te verbeteren was als
men geen kosten ontzag."
Het bedoelde model is een ronde tempel
op een vierkant voetstuk, voorzien van
gotische ramen. Van Laar adviseerde om
het gebouw van grenenhout te maken en
het dan als natuursteen te beschilderen.
Lambrechtsen deed zelf ook een voorstel
voor een museumgebouw: "Naar mijn ge
voel moest men een oud Gothisch Tempel
tje bouwen, een zeskant van 18 a 20 voet
diameter, hoog naar proportie, met leyen
of pannen gedekt, voorzien van eene groo-
te deur en vier gothische vengsterramen.
Het vak over de deur blind gemetseld, om
het beeld der Victoria, dat hoog is, te
plaatsen. De vloer van blauwe plavuisen,
in de rondte eenige subsellia van steen,
om de monumenten wat te verheffen."9
Hoewel het plan niet werd uitgevoerd,
wordt hieruit wederom duidelijk welke
associaties men bij gotiek had. Tegenwoor
dig zouden we het enigszins merkwaardig
vinden een Romeinse godin te associëren
met een middeleeuwse bouwstijl.
Los van de associatie met geloof had de
spitsboog ook als decoratieve vorm ingang
gevonden in de ontwerppraktijk voor
gebouwen. De gotische versiering bleef
daarbij meestal beperkt tot de vensters.
Soms waren alleen de vensterroeden voor
zien van spitsbogen, terwijl de vensters als
geheel gewoon rechthoekig waren. Het
Badpaviljoen dat rond 1835 op een duin bij
Domburg verrees, kreeg een gotische
voordeur. De rest van het gebouw had een