"Wij wachten
Uwe komst
hier af"
Koningin-regentes Emma en prinses Wiihelmina op Walcheren
aandacht van de kerkelijke gemeente, in
2002 onder die van de burgerlijke gemeen
te als eigenaar van de ruimte onder de
Lange Jan, maar het leverde geen of afwij
zende reacties op. Burgemeester en wet
houders van Middelburg wezen in 2002 per
brief op het bestaan van enkele oorlogsmo
numenten in de stad, op de gedenktegels
in de meeste wederopbouwpanden, en op
de vier over Walcheren verspreide monu
menten die herinneren aan de droogma
king. Dat mag allemaal zo zijn, een afge
wogen en beredeneerde argumentatie is
dat nog niet. Ook al is sinds 1951 toen
Berghoef zijn suggestie deed, inderdaad
een aantal monumenten verrezen, het idee
verdient anno 2009 een serieuze overwe
ging. Daarvoor pleit onder andere het ge
zag van de oorspronkelijke initiatiefnemer,
maar ook het feit dat hij hiermee een con
crete en permanente bestemming sugge
reert van een onderdeel van de Abdij. Een
bestemming die bij ons weten sindsdien
nooit onderwerp van bespreking is geweest
en die als uitgangspunt heeft dat de Lange
Jan niet alleen het hart van de heropge
bouwde Abdij vormt, maar ook van de her
bouwde stad en van het herwonnen eiland.
Opdat wij niet vergeten: deze opdracht be
hoort ook betrekking te hebben op eertijds
gelanceerde plannen en de geestelijke
vaders van die plannen.
Aad de Klerk
Geraadpleegde literatuur
- J.F. Berghoef, Stedebouwkundige en architec
tonische aspecten van Middelburgs wederop
bouw', in: Bulletin van de Kon. Ned. Oudheid
kundige Bond, 6e serie, jrg. 9, afl. 3 (1956), p.
137-155.
- H. de Lussanet de la Sablonière, 'Eenige
beschouwingen bij en over de restauratie van
de Abdijkerken in Middelburg', in: Zeeuws
Tijdschrift jrg. 3 (1952/1953), p. 6-12.
- J.J. van der Weel, 'Opeens was alles anders.
Oorlogsjaren in Middelburg 1940-1944', z.p.
2004.
In de negentiende eeuw was het, anders
dan tegenwoordig, heel ongewoon dat
leden van ons koningshuis bezoeken af
legden in het land. Dat was zeker het geval
voor koning Willem III, die zijn laatste jaren
een teruggetrokken bestaan leidde.
Na zijn overlijden in 1890 besloot zijn
weduwe, koningin-regentes Emma von
Waldeck-Pyrmont, dat de monarchie zich
meer aan het volk moest tonen. In het
kader van een populariteitsoffensief bracht
zij tussen 1892 en 1898 met haar dochter