en Engeland met argusogen de ontwikke
lingen in de Nederlanden volgden. Als ze
de Spaanse machtspositie konden ver
zwakken zouden ze dat niet nalaten.
De ideeën van Calvijn waren niet aan Zee
land voorbijgegaan. Via de wolhandel met
Schotland en de wijnhandel met Frankrijk
maakten de Zeeuwen kennis met de her
vormingsgezinde bewegingen en geleide
lijk groeide in alle illegaliteit een sterke ker
kelijke structuur, die zich weinig aan het
wereldlijk gezag en de officiële kerk gele
gen liet liggen. De bestrijding van deze ket
terij werd door de plaatselijke autoriteiten
niet al te serieus genomen en ook de hoge
adel drong aan op een tolerante houding.
Het calvinisme kon daardoor een machts
factor van betekenis worden. Het gedoog
beleid leidde in de herfst van 1566 tot de
overname van kerkgebouwen - het werd
te koud voor hagenpreken in de open lucht
- inclusief de 'reiniging' van het kerkinteri
eur. Het toenemend zelfbewustzijn van de
calvinisten en de met hen gelieerde geu
zen culmineerde in maart 1567 in een po
ging om Walcheren te veroveren. Deze mi
litaire expeditie liep echter, mede door ver
raad, uit op een faliekante mislukking.
Een Spaanse reactie kon niet uitblijven.
Alva werd naar de Nederlanden gestuurd
om orde op zaken te stellen. De Raad van
Beroerten ging zich bezighouden met de
vervolging van de ketters. De protestantse
kerkgemeenten gingen weer ondergronds
en een nieuwe stroom vluchtelingen kwam
op gang. Alva centraliseerde wetgeving en
bestuur en doorkruiste daarmee bestaan
de verhoudingen en gewoonten. Hij intro
duceerde belastingmaatregelen om de
overheidsfinanciën op orde te brengen en
bracht bovendien een fors bezettingsleger
mee waarvoor inkwartiering nodig was.
Voor de relatief kleine Zeeuwse steden
was dat een zware last. Vlissingen alleen
al, met krap 800 huizen, had de grootste
moeite om een compagnie van 60 Walen
te huisvesten, maar moest daarnaast 600
bouwvakkers toelaten voor de aanleg van
vestingwerken. Nog eens 500 soldaten in
kwartieren (een bed, een kaars en een
Het verbranden van stropoppen, voorstellend
Slavernij (Filips II), Inquisitie (Paus) en Bloed
dorst, te Vlissingen, met aantekening van J.W.
te Water. Gravure door S. Fokke. Uit: J.W. te
Water, 'Verkorte Vaderlandsche Historie', Am
sterdam 1784-1798. (Zeeuws Archief, Zeeuws
Genootschap, Zelandia lllustrata deel III, nr. 35)
goede plek aan het haardvuur) was te veel
gevraagd. Vlissingen weigerde.
Zeeland werd oorlogsgebied en de Zeeu
wen verarmden snel. Voor zover er nog
wat te verdienen viel aan landbouw of vis
serij maakten rondzwervende watergeuzen
dat nagenoeg onmogelijk. Misoogsten de
den de rest.
De steden in Zeeland reageerden verschil
lend op de Spaanse repressie. Eensgezind
waren ze in hun antipathie tegen de Span
jaarden en het lukte alle steden om de uit
voering van de tiende penning op de lange