A achttiende en negentiende eeuw een blijk van welstand, en het gaf status. Door het verhandelen van het gebied, de buiten plaatsen en de ambachtsheerlijke rechten ging de band met een leenheer of abdij verloren. Ambachtsheerlijkheid, ambachtsheerlijke rechten en plichten De constructie van de ambachtsheerlijk heid als gebied en de ambachtsheren als lokale machthebbers was afkomstig uit het leenstelsel. Dit stelsel dateert uit de Fran kische tijd, die in Zeeland begon toen Pip pijn II tussen 688 en 695 de kustgebieden veroverde.' De Frankische koning schonk grote delen van zijn bezittingen op Walcheren aan de abdij van Sint Baaf in Gent en aan de abdij van Echternach. Walcheren was in 972 een van de belangrijke onderdelen van het huwelijksgeschenk van Otto II, hertog van Saksen en keizer van het Heilige Roomse Rijk, aan zijn echtgenote Theophanu.2 De goederen van de abdijen werden gro tendeels in leen uitgegeven. De leenman nen van de Sint Baafsabdij waren in de negende eeuw mannen van hoog aanzien, voornamelijk afkomstig uit het leger van de koning, en ze waren vaak van adel. Zij kre gen het gebied gedurende een bepaalde tijd in bruikleen. Als tegenprestatie waren ze verplicht de koning bij te staan in tijd Het wapen van Meliskerke. Detail van het titelblad met ivapens van de heer lijkheden in het rechtsge bied van Middelburg, ca. it/. 1800. (Zeeuws Archief, Zeeuws Genootschap, Ze- landia Illustrata deel III, nr. 593) van oorlog. De leenmannen hadden dus een leenverhouding met de koning én met de abdij. Door de fysieke afwezigheid van de Fran kische koning in Zeeland, konden zijn leenmannen veel zelfstandiger en onaf hankelijker optreden, en met meer macht, dan in de aangrenzende gebieden Holland en Vlaanderen. Deze macht gold zowel op politiek en bestuurlijk terrein als op water staatkundig en kerkelijk gebied.3 De grafelijke lenen waren er in drie vor men: - de tienden: bijna alle geschonken aan de Utrechtse Sint-Paulusabdij en de Middel burgse Onze-Lieve-Vrouweabdij. Zij ga ven deze tienden als een soort erfelijke pacht uit aan derden. - het leen: stukken land die van de graaf in leen werden gehouden, leenlanden ge noemd. - het ambachtsleen: een administratieve functie betreffende de lagere rechts macht in een gebied.4 Het gebied waarbinnen de ambachtsheer zijn rechtsmacht uitoefende, noemde men de ambachtsheerlijkheid. Daarbij sloeg 'heerlijkheid' op de zogenaamde 'heerlijke rechten' die bij het ambacht hoorden. Tot deze rechten behoorden onder andere het muntrecht, het visrecht, het jachtrecht, het maalrecht, het recht om belasting te innen en het recht ambtenaren zoals de baljuw of de schout te benoemen. Van groot belang was ook het collatierecht: het recht om een pastoor voor te dragen voor de parochie binnen zijn ambachtsge- bied.5 De bisschop gaf hieraan meestal ge hoor. Tegenover deze rechten stonden slechts enkele plichten. Een belangrijke plicht van de ambachtsheer was het innen van het

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2010 | | pagina 6