?4 Eerst ontroesten en schuren. Dan de ko- gellagertjes ontvetten en een ander voor wiel opscharrelen ter vervanging van de dubbelgebogen velg. Met glanzend zwarte fietslak, een potje dat nog van voor de oor log dateerde, werd het buizenstel behan deld en kreeg het geheel weer het aanzien van een degelijke fiets. Mijn eerste fiets! Nu moest ik van alle losse onderdelen weer één geheel maken. Daar zag ik geen kans toe. Fietsenmaker Spruijt was graag bereid het karwei op zich te nemen. Spruijt schroefde alles aan en in elkaar en vulde de ontbrekende onderdeeltjes bij die hij in kisten en dozen met tweedehands onder delen had liggen. Post Mijn oom, nom Willem, was postbode in het dorp. Hij bezorgde twee keer daags, op de fiets, de post in het dorp en de wijde omgeving. Hij vroeg mij om hem een dag te vervangen omdat hij naar een bruiloft moest. Dat leek me wel wat. Eerst informeerde ik bij Spruijt of mijn fiets dan wel klaar zou zijn. Dat was geen pro bleem. De avond voor de dag dat ik de post moest bezorgen, haalde ik mijn nieu we aanwinst af bij de fietsenmaker. Heer lijk, wat was dat een geweldige fiets. Hij reed als een trein, al moest ik wel hard trappen. Wat blonk die lak. Dat alles zou morgen de postbezorging ten goede ko men. Wat was ik als zestienjarige jongen met deze fiets in mijn nopjes. Het kon niet beter. De volgende morgen kwam ik al vroeg uit bed. Eerst ging ik de postzak van de bus halen, daarna werd de post gesorteerd en vervolgens ging ik de baan op: op de fiets met een bundel post in de hand. Dat liep geweldig. Politie En ziedaar: twee politiemannen stonden op de weg. Zij hielden een verkeerscontro le. Elk dorp had in die jaren zijn eigen poli tieman. Zo ook Meliskerke en Zoutelande. De twee dienders werkten tijdens deze controleronde samen. Als je dat aan ziet komen en je rijdt op een bijna fonkelnieu we fiets, dan denk je: "Bekijk deze fiets maar eens goed mannen, dan weten jullie ook eens hoe een goeie fiets eruit moet zien." Toen Stroo, de Meliskerkse politie agent, zijn hand opstak, remde ik en stop te precies voor zijn voeten. De agenten be keken, naar mijn gevoel vol bewondering, mijn fiets. Ik vertelde hun dat ik hem hele maal had opgeknapt en dat de fietsenma ker de vorige dag de afwerking had ver zorgd. Toen liet Stroo zijn hand op het stuur val len en sprak wat bars: "En waargrgrgr [hij brouwde een beetje] is de bel van deze mooie fiets?" Ik stond perplex. Ik had geen bel gemist, ik had hem nog niet eens no dig gehad. In mijn verbouwereerdheid zei ik: "Maar de fietsenmaker is de bel verge ten." "Niet de fietsenmakegrgr maagrgr jij begrg- rijdt de fiets en bent in ovegrgrgrtgrgre- ding. Daagrgrom schgrgrijf ik een bon uit," zei Stroo. Enkele dagen later kreeg ik de bon thuis. Nom Willem bracht 'm. Het te betalen be drag was twee gulden en vijftig cent. Welis waar een klein bedrag maar als je achttien gulden in de week verdient tikt dat toch aan. Ik kocht met spoed voor zestig cent een nieuwe bel. Maar eerlijk, zelfs die bon kon de pret om mijn nieuwe fiets niet druk ken. Piet Davidse

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2010 | | pagina 26