35
waarvan de uiteinden aan elkaar waren
gebonden. De zijtakken waren met geelge-
kleurd papier omwonden en hier en daar
met rode papieren kroontjes afgezet. In het
midden van de boog hing een grotere rode
papieren kroon. Aan beide zijden van de
meie waren stukjes van een koolzaadplant
bevestigd. Er waren ook nog losse papie
ren rode kroontjes gemaakt.
Tegen de tijd dat het laatste gedorste kool
zaad op een wagen was geladen, speld
den de twee vrouwen die de meie en de
kroontjes hadden gemaakt, de papieren
kroontjes op de borst van alle medewer
kers. Vervolgens liepen de twee vrouwen
met de meie voorop driemaal rond het
zaadzeil, gevolgd door de andere vrouwen
en mannen, ledereen droeg zijn of haar
gereedschap over de schouder. Na de der
de ronde ging iedereen voor de boer staan
en droeg een van de twee vrouwen een
kreupeldicht voor:
Baos, 'ier 'ei je 't laeste zaed3,
't is t'open, dat 't volgend jaer wi zö
gaet.
'Ier 'ei je 'n meie, nie vee van waerde.
Z'is gesp rote uut d'aerde.
't Is een meie vigilant4
afgesneje uut de kant5,
't is een meie van vee takken,
mee de wens van vee zakken.
Aolle zakken vol en rond,
elke zak van pries twi pond6.
't Is een meie van geel en groen,
ons is 't om de fooie te doen.
Nie allêêne van bier en wien,
maer ook gesukerde brandewien.
Hierna riep iedereen driemaal hoera. Ver
volgens werden de paarden ingespannen
en namen de vrouwen plaats op de zak
ken met koolzaad die op de wagens ston
den. Ook de meie kreeg een plaatsje op
de wagen. De rest van het werkvolk liep,
als er geen plaats meer op de wagen(s)
was, achter de wagen aan en zo ging de
stoet naar de boerderij. Daar aangekomen,
gingen de twee vrouwen met de meie voor
de deur van het woonhuis staan en vroe
gen de boerin naar buiten te komen om
ook haar geluk te kunnen wensen met de
oogst. Hier werd hetzelfde kreupeldicht op
gezegd dat aan de boer ook was voorge
dragen, maar nu met: Vrouwe, 'ier 'ei je 't
laeste zaed, enzovoort. Na het gedicht
ging de suikerkom (sukerkomme) rond.
Vervolgens aten ze gezamenlijk buiten wit-
en krentenbrood met ham en dronken ze
koffie. Na de maaltijd rookten de mannen
uit lange Goudse pijpen en werden de
glaasjes af en toe gevuld met jenever,
bitter of stroopjenever. Ook was er voor de
liefhebbers bier. Zo werd de avond feeste
lijk doorgebracht en nadat de boer ieder
een een zaadfooi had gegeven, gingen
sommigen zingend naar huis.
Suikerkom
De laatste regel van het gedicht Baos, 'ier
'ei je 't laeste zaed eindigt met de woor
den: maer ook gesukerde brandewien"
Met gesukerde brandewien wordt de in
houd van de suikerkom bedoeld. In plaats
van brandewijn gebruikte men ook wel je
never met suiker. Aan de gesuikerde bran
dewijn of jenever werden zoute bolletjes
toegevoegd. De suikerkom was een porse
leinen (later ook wel een geëmailleerde)
kom met een inhoud van wel anderhalve li
ter. Het gerecht werd uren van tevoren
klaargemaakt omdat de zoute bolletjes he
lemaal van de drank doortrokken moesten
zijn. In de kom stond een grote lepel, een
soort soeplepel, waaruit de deelnemers
om de beurt dronken.