8
In de familie
Wie na Nicolaes de Vrieze eigenaars van
het huis geweest zijn, is niet met zekerheid
te zeggen omdat daar geen archiefstukken
over zijn gevonden. Wel lijken de heerlijke
rechten en het buitenplaatsje steeds in
dezelfde hand gebleven te zijn, zoals Van
Grijpskerke al suggereerde. In een erf
pachtakte uit 1725 is namelijk sprake van
een akkertje "palende met het oosteynde
aan het wegeling van welgemjelde] am-
bagtsvrouws hofstede". Daarmee wordt de
buitenplaats bedoeld.'4
De toenmalige ambachtsvrouw was Maria
Elisabeth van Arkel, vermoedelijk de doch
ter van Elisabeth de Vrieze die weer een
dochter was van de eerdergenoemde
Gillis. Mevrouw Van Arkel was in 1681 ge
trouwd met Adriaen Bernage, drossaard
van Tilburg.'5 In 1734 gingen de heerlijk
heden en waarschijnlijk dus ook de buiten
plaats over in handen van haar zoon
Gosewijn Bernage. Ook hij woonde niet in
de buurt maar was schepen van Breda.
Doordat de ambachtsvrouwen en -heren
zo ver weg woonden, bleef het huis te
Meliskerke vermoedelijk leegstaan. Op de
prenten van Pronk en Spilman is te zien
dat de hofstede er in deze tijd niet al te
florissant bij lag: de oevers van de gracht
zijn deels met riet en struiken begroeid, de
enige toegang tot het eiland is een plank
over het water, want een brug naar de
voordeur is er niet of niet meer. Wat ver
moedelijk de ingang van de boerenwoning
was, is dichtgemetseld en de hoofdingang
is vervangen door een kleinere deur, waar
bij de rest van de ruimte binnen de omlijs
ting is opgevuld met baksteen. Het feit dat
de voorgevel met de hoofdingang, die het
visitekaartje van het huis hoorde te zijn, in
het onderschrift "de andere zijde" heet, is
veelzeggend. Kennelijk was het huis al lan
ge tijd niet meer in gebruik toen Pronk de
afbeeldingen maakte. Wie naar de prenten
kijkt, kan zich er de stilte, de afgebladder
de verf en de scheefgezakte dakpannen bij
voorstellen.
Betere tijden
Gosewijn Bernage verkocht een deel van
de heerlijkheden Melis- en Mariekerke in
1745 aan Daniël Tulleken, die in 1764 de
rest van de ambachten kocht en vanaf
toen heer van bijna heel Melis- en Marie
kerke was.16 Over de eigendomsoverdracht
van het huis is niets in de Meliskerkse
archieven gevonden. Wel wijst de kaart van
Hattinga uit 1750 de nieuwe ambachtsheer
aan als eigenaar van de buitenplaats.
Tulleken (1719-1792) was pas 26 jaar toen
hij de beide heerlijkheden en de buiten
plaats kocht. Waarschijnlijk was de tuin
aanleg met lanen die op de kaart van
Hattinga te zien is, voor een belangrijk
deel het resultaat van zijn inspanningen.
De jonge ambachtsheer investeerde flink
in zijn Meliskerkse grondbezit en verwierf
tussen 1746 en 1750 ten minste zestien
percelen land rond de buitenplaats en drie
huizen in het dorp en hij ruilde een stukje
land met Jacobus de Cliever, die toen de
eigenaar was van de naastgelegen buiten
plaats Groot Valkenburg.17 In deze tijd zal
ook de buitenproportioneel statige oprij
laan naar het dorp tot stand gekomen zijn,
die op de nieuwverworven stukken land
werd aangelegd. Hij was de ambachtsheer
en dat wilde hij laten zien ook.
Daniël Tulleken bezat naast het Huis te
Meliskerke ook de veel grotere buiten
plaats het Huis ter Mee bij Serooskerke
dat hij erfde van zijn vader. Rond deze tijd
moet dit buiten eveneens een ingrijpende