ingegrepen. Na een aantal dagen en nach
ten werd vastgesteld dat het welletjes was
en moesten de 'patiënten' weer in de rook
vrije wereld worden gebracht. Niet zo een
voudig, want 'Janse' moest eruit, maar
'Sanderse' moest nog verder worden ge
rookt en het viel niet mee de merken te
onderscheiden in de rook. Sommige klan
ten merkten dat hun stukken spek veel
kleiner waren geworden. Over het vuur dat
daaraan schuldig was spraken we maar
niet en we toonden een ongelovig gezicht.
Elektriciteit
Zo werd met allerlei bijverdiensten gepro
beerd de wagenmakerij te behouden. Er
kwam licht in de duisternis toen de baas
meteropnemer werd bij de PZEM en soms
moest ik hem vervangen. Bovendien werd
hij storingsverhelper. In die tijd was de
elektriciteitstoevoer net buiten het dorp
vaak bovengronds, dus met palen en dra
den. Voor aftakkingen in het net werden
boven in de paal 'zekeringen' aangebracht
bestaande uit smeltdraadjes. Bij onweer
bijvoorbeeld smolt het draadje door en
moest mijn baas het vervangen. Een raar
idee, een wagenmaker hoog in een paal!
We hadden een lange, lichte ladder die we
samen op de fiets vervoerden naar het
knelpunt. Of de later in zwang komende
klimijzers ook door de baas werden ge
bruikt is mij onbekend. Zonder enige oplei
ding werd hij ook installateur van elektri
sche installaties. Er kwam aan de overkant
van de wagenmakerij een winkel voor de
verkoop van lampen en dergelijke en deze
was bereikbaar vanuit het woonhuis. Zo
kwam ik, langs eenvoudige weg, in dit vak
terecht.
Een karwei begon reeds als een schake
laar onvast in de muur zat. Er werd in de
muur geen gaatje geboord, maar geklopt.
Ik stond dan gereed met hout waarvan ik
een passend propje sneed, al dan niet
passend in het geklopte gat. Maar het vak
ging meer vragen. Zo werd een nu nog al
tijd bestaand huis gebouwd voor een kapi
taalkrachtige dame die een Siemens-ver-
tegenwoordiger in de naaste familie had.
Deze wilde weieens tonen wat er zoal
technisch mogelijk was in de tegenwoor
dige wereld, zoals een oproep doen vanuit
diverse kamers met lampjes en bellen.
Daar had de wagenmaker - want dat bleef
hij - geen kaas van gegeten! We hebben
dit toen samen, wellicht met hulp van de
Siemens-vertegenwoordiger, eerst met be
drading op een boerenwagen uitgepro
beerd.
Ook werd er in die tijd een boerderij op
een landgoed aangesloten op het elektrici
teitsnet. De PZEM had waarschijnlijk voor
gesteld daarvoor 'marinekabel' te gebrui
ken. Wat dat was wisten we niet en het ge
bruik was dus ook totaal onbekend. De op
lossing was een monteur uit Middelburg:
een stedeling wist altijd meer dan een dor
peling en dat bleek ook hier weer!
Omdat mijn baas inmiddels wethouder was
geworden en er veel dingen meewerkten,
bleef de wagenmakerij nog lang in stand.
Ik kijk nu, na ruim 75 jaar, nog met bewon
dering en waardering op deze tijd terug.
A. Dekker