Groot Valkenisse KLEIN-VALKENISSE 15 gem. Veere gem. Veere pleet. Niet voor niets dus een aantrekkelijk gebied voor toeristen. Wie vandaag de dag bij de rotonde aan de Valkenisseweg en de Klaassesweg staat en zijn blik naar het zuidwesten richt, kan in de verte het herdenkingskruis zien staan, boven op een van de duintoppen. Ruim 350 jaar geleden zou dit gezichtsveld onderbroken zijn door een luxueus heren huis en het landgoed eromheen. Aanvan kelijk stond daar een hofstede, maar die werd later doorTheodoor Ekema de Vriese - ambachtsheer van Biggekerke en Krom- menhoeke - uitgebouwd tot buitenplaats. Deze lag aan de huidige Valkenisseweg, destijds Biggekerkse Zandweg en ook wel Zandweg van Biggekerke naar de duinen geheten. De ambachtsheerlijkheid Bekerke en de familie De Vriese Het geslacht De Vriese was een kooplie denfamilie uit Middelburg. Dirk de Vriese senior had in 1608 het leeuwendeel van de heerlijkheid Biggekerke - of Bekerke, zoals men het ambacht destijds noemde - in handen gekregen. In de loop der tijd had hij dat bezit opgebouwd. Zijn twee zonen waren Nicolaas en Dirk junior. Laatstge noemde kreeg op zijn beurt vier zonen: Theodoor, Johan, Cornelis en Nicolaas. Deze vier voegden allen de naam Ekema aan hun naam toe. Een band met Fries land lijkt voor de hand te liggen. Theodoor Ekema de Vriese, de oudste zoon, deelde de heerlijkheid vanaf 1645 met zijn neef Gillis en na diens dood, drie jaar later, met zijn nicht Elisabeth. Ambachtsheren en -vrouwen hadden van zelfsprekend plichten, zoals de inning en afdracht van belastingen en het beheer van water binnen hun grondgebied, maar hun rechten waren veruit in de meerder heid. Kocht je een ambacht, zoals de De Vriese's, dan kocht je de heerlijke rechten erbij. Zo hadden ambachtsheren onder meer in vloed op het burgerlijke bestuur en op de invulling van kerkelijke ambten. Verder be stond er het recht op jacht, visserij en dwangmalerij. Hierbij werden burgers ver plicht om bij hun ambachtsheer te malen. Deze was meestal eigenaar van de plaat selijke molen, die gerund werd door een pachter. Een ander lucratief recht was het beheer over het armenwezen en de daarbij behorende onroerende goederen. Datzelf de gold voor belastingvoordelen op grond bezit en de daarmee verbonden belasting afdracht van de ingezetenen van het am bacht. Overigens was in het geval van de heren van Bekerke de invloed op burgerlijke en kerkelijke zaken tot een minimum beperkt. De stad Vlissingen had namelijk de be stuurlijke touwtjes in Biggekerke strak in handen. Bovendien werden de De Vrieses ook bij kerkelijke benoemingen genegeerd omdat zij het katholicisme trouw waren ge bleven. Paaps zijn was een heikel punt in die tijd. De buitenplaats Valkenisse en de broers Ekema de Vriese Theodoor Ekema de Vriese ging in 1653 een lening aan van maar liefst 2.300 pond

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 19