Abraham de Prince heeft na het overlijden
van zijn vader Cornelis een faijton met drie
banken gekocht, compleet met een span
bruine paarden, garelen, hoofdstellen, stal-
gereedschappen en het restant van het
voer voor de paarden. Dat kostte hem drie
honderd gulden. In de obligatie staat hoe
de betaling met rente is geregeld. Het ka
pitaal van driehonderd gulden, vermeer
derd met een rente van vijf procent per
jaar, moet door Abraham worden opge
bracht ten behoeve van de boedel of erf
genamen van Cornelis de Prince. De
schoonvader van Abraham, Joannis Vroon
land5, wil voor hem borg staan. Deze Joan
nis is landman en woont te Zanddijk-buiten.
Herkomst
De obligatie is gevonden in het archief van
de weeskamer. De weeskamer hield toe
zicht op het beheer en de verdeling van de
bezittingen van de overledenen en was
vooral bedoeld om de belangen van de
minderjarigen te behartigen. Ze zag toe op
een correcte afwikkeling van de boedel en
erfenis.
Het document geeft aan hoe nauwgezet
de rechten van wezen en andere erfgena
men werden behartigd. Niet door onderlin
ge afspraken binnen de familie, maar met
inschakeling van de notaris.
Op 2 februari wordt de obligatie in het re
gister van roerende goederen geregis
treerd. In de marge staat de notitie: "Gere
gistreerd in het register van roerende goe
deren binnen de stad Vere op den ii de Fe
bruary 1803. Mij bekend J. E. Martin." Op 5
november van hetzelfde jaar wordt in een
aanvulling onder aan de obligatie geschre
ven dat de schuld is voldaan, getekend
door getuigen. De griffier schrapt de
schuld twee dagen later, getuige de aante
kening in de marge op het voorblad: "ge-
roijeerd op den 7de November 1803. Mij
bekend JJE Martin griffier."
Postwagen
De faijton die Abraham verkreeg, diende
als postwagen op de rijweg tussen Veere
en Middelburg en de buurt "die daaronder
werd gerekend". Een faijton, ook wel een
faoietonne of faëton genaamd, is volgens
het Woordenboek der Zeeuwse dialecten
een ouderwets rijtuig op vier wielen. Er
staat ook een tekeningetje bij. De faijton
wordt ook genoemd in een inventarisatie
van plezierrijtuigen van 1795 tot 1805 in
het register van rijtuigbezitters in Dokkum.6
De inventarisatie werd gemaakt in verband
met het heffen van belasting. Faijtons,
sjeesjes, wagentjes en karren worden be
schreven als 'gewone' rijtuigen.
Een koets had veel meer cachet, omdat er
een koetsier op de bok zat. Dominee Van
Theken uit Dokkum bijvoorbeeld, bezat
rond 1800 een faijton met twee paarden
en mr. Van Altena was de eigenaar van
een faijton met een los dek. Abraham de
Prince werd in 1803 dus eigenaar van een
driebanks faijton. Over zijn postwagen op
de rijweg tussen Veere en Middelburg heb
ik geen informatie kunnen vinden.
Curieuze knippen
Rest het vraagstuk van de knippen. Ze zijn
duidelijk met opzet in het document aange
bracht. Op internet kan ik er niets over vin
den. De oplossing komt via de redactie van
De Wete. De verklaring is eenvoudig en
voor de hand liggend. De knippen geven
aan dat de lening is gecancelleerd, afge
lost. Dit gebruik is in de zeventiende en
achttiende eeuw veelvuldig toegepast bij
afbetaling van een obligatie of lening.