was aan Gedeputeerde Staten van Zee
land - stond dat de paardenfokkerij een
middel kon zijn "tot leniging van de gedruk-
ten toestand van den landbouw". Het was
immers sinds 1878 crisis in de landbouw.
Boeren zouden een graantje mee kunnen
pikken als ze goed fokmateriaal zouden
leveren. Maar de belangstelling hiervoor
was nog steeds gering.
Bij de Zeeuwse Landbouw Maatschappij
was men wel tot de conclusie gekomen dat
men niet telkens in dezelfde fout moest
vervallen door het inheemse ras met bui
tenlandse rassen te laten kruisen. Men
moest proberen de fouten uit het inheemse
ras te halen en de goede eigenschappen
te ontwikkelen.
Stamboek
In 1888 benoemde de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij een commissie die de taak
kreeg de paardenfokkerij op een hoger
plan te brengen. Een jaar later werd in
Zeeland een afdeling van het Neder-
landsch Paarden-Stamboek opgericht. In
dit stamboek schreef men alle paarden
door elkaar in één boek, zonder onder
scheid te maken tussen een koets- of trek
paard.
In het jaarverslag van de Zeeuwse Land
bouw Maatschappij van 1894 stond dat de
paardenfokkerij de voorgaande jaren bij
alle afdelingen een stijgende lijn vertoon
de, dus ook op Walcheren. Dat blijkt ook
uit het verslag van de commissie die de
paardenfokkerij op een hoger plan moest
brengen. Deze commissie schreef in dat
zelfde jaarverslag dat zij in haar werk
steun had ontvangen van de besturen van
de zes hengstenverenigingen. Een van
deze zes verenigingen was de Vereeniging
tot bevordering van het paardenras op
Walcheren en Nieuw- en St. Joosland.
In 1901 kwam de Wet op de paardenfokke
rij tot stand. Hierin stond onder andere dat
voor dekking van merries alleen goedge
keurde hengsten gebruikt mochten wor
den. Tevens verstrekte de staat subsidies
voor de paardenfokkerij. Dat betekende dat
de eigenaren van de beste hengsten en
merries op keuringen een premie kregen.
In België bestond al een stamboek voor
trekpaarden van het Belgische type toen in
1904 het Zeeuwsch-Belgische Stamboek
werd opgericht. Vier jaar later werd de
naam gewijzigd in Stamboek voor het
Zeeuwsch-Belgische Trekpaard. Alleen
paarden van het Belgische type mochten
in het stamboek ingeschreven worden.
Door het uitbreken van de Eerste Wereld
oorlog in 1914 weken veel Belgen met hun
paarden uit naar Zeeuws-Vlaanderen. De
Nederlandse fokkers, maar vooral de
Zeeuws-Vlaamse, konden toen gebruik
maken van de beste Belgische hengsten
en merries.
Op het eind van het eerste oorlogsjaar
werd het Stamboek voor het Nederlandse
Trekpaard - Belgische type opgericht. Dit
stamboek had ongeveer dezelfde doelstel
ling als het Stamboek voor het Zeeuwsch-
Belgische Trekpaard en had tot gevolg dat
de laatste zich aansloot bij het Stamboek
voor het Nederlandse Trekpaard.
In het kerstnummer van de Veldbode van
1928 blikte A.J. Lako terug op de paarden
fokkerij in Zeeland. Over Walcheren
schreef hij dat het tot voor kort nog een
achterlijk gebied was als het om de paar
denfokkerij ging. Gelukkig is hierin veran
dering gekomen. Fokkers die zich hiervoor
hebben ingespannen waren: A.P. van Nieu-
wenhuyzen uit Oostkapelle, C. Mesu, J.
Mesu, N.J. Mol, A.A. van Nieuwenhuijzen,