Nieuwe uitgaven
45
'k heleze
Bovenmusse
De mooiste geschiedenisboeken zijn toch
vaak boeken over mensen: biografieën,
autobiografieën of interviewbundels. Het in
november jl. verschenen boek van Kees de
Ridder en Wendy Marteijn-Hulsteijn hoort
in die laatste categorie, die we ook kennen
van auteurs als Louwerse en Sinke Een
cent van 't blad) en Kees Slager. Stae m'n
bovenmusse goed. Arnemuidse vrouwen in
klederdracht is bijzonder goed geschreven.
De foto's van amateurfotografe Wendy Mar
teijn-Hulsteijn zijn prachtig. Ze zijn stan
daard genomen tegen een zwarte achter
grond en illustreren uitstekend de levens
verhalen die ernaast staan. Achter in het
boek, in de slotbeschouwing, volgt dan
nog een vijftiental historische foto's. Kees
de Ridder heeft ook daarvoor mooie plaat
jes uitgezocht.
Alle dertig Arnemuidse vrouwen van wie
Kees de Ridder het levensverhaal heeft
opgetekend, krijgen in het boek drie blad
zijden tekst (let op: het is een grote blad
spiegel, er staat veel op een bladzijde).
Daarin passeert heel hun leven de revue:
ouderlijk gezin, school, werk, verkering,
huwelijk, woonomstandigheden, kinderen,
overlijden van de echtgenoot (in vele ge
vallen) en het leven als bejaarde in Arne-
muiden. De streekdracht, de verbindende
link tussen de dertig dames, krijgt gepaste
aandacht: ze staat niet centraal en krijgt
meer aandacht naarmate er meer over te
melden valt. Opmerkelijk is dat zoveel
Arnemuidse vrouwen ooit, meestal na de
oorlog, de dracht hebben afgelegd om die
later opnieuw te gaan dragen.
De geïnterviewde Arnemuidsen zijn gebo
ren tussen 1914 en 1938 en het boek
geeft dus een beeld van die generatie. Al
deze vrouwen zijn, bijna zonder uitzonde
ring, opgegroeid in armoede. De bevolking
van het vissersdorp was een van de arm
ste van Zeeland, armer nog dan het platte
land van Walcheren. Er werd gespeeld met
afgedankte knopen in plaats van met kal
ken knikkers en een gezin dat in de jaren
1920 beschikte over een fiets had het be
ter dan een doorsnee gezin: "Die hebben
een fiets..." Armoede bepaalde het leven,
en voor meisjes betekende dat: soms
thuisblijven van de lagere school, geen
vervolgopleiding en vroeg gaan werken en
soms ook helpen bij familieleden die het
nog slechter hadden getroffen. In de slot
beschouwing zet Kees de Ridder al deze
dingen nog eens op een rij.
De geslotenheid van de dorpsgemeen
schap van Arnemuiden blijkt ook met die
armoede samen te hangen. De gevolgen
van de extreme armoede werden opgevan
gen door familieleden, soms door buren en
anderen, als gevolg waarvan sommige kin
deren opgroeiden bij ooms en tantes of bij
grootouders. De enorme woningnood tot in
de jaren zestig betekende dat velen hun
woning deelden met een ander gezin. Men
liep gemakkelijk bij elkaar binnen, vertoef
de bij goed weer veel op straat en het hele
dorp kende elkaar en bestond voor een
aanzienlijk deel uit verwanten. Tot vandaag
de dag is dat een deel van de werkelijk
heid in Arnemuiden en die bepaalde ver
houdingen hebben ook de mentaliteit ge
stempeld: individualiteit en collectief staan
in een andere verhouding tot elkaar dan in
bijvoorbeeld Westkapelle.
Natuurlijk komt ook het geloofsleven van de
Arnemuidse vrouwen aan de orde in het