Stukgeslagen dijk van de Calandpolder. De foto is genomen op 22 juni 1924 door Pieter de Bruyne (de man van de Rouaansekaai, zie De Wete juli 2010). De Bruyne bestudeerde in zijn vrije tijd de vegetatie in duinen en op buiten dijkse schorren. Van bijna elke foto maakte hij een schets waarop hij aangaf wat er te zien was. Achter op elke schets schreef hij bijzonder heden over de vegetatie. Bij deze foto schreef hij: "Op den voorgrond het zand van het stuk geslagen dijkslichaam. Op dit zand groeien de gewone kleiplanten zeer goed en ook sedum acre. Verder veel obione die daar typische ronde plakkaten vormt en ook lnalda maar zeld zamer. De voormalige bermsloot is veel ver breed en is een kreek geworden. Op de slik groeit veel salicornia. Binnen op het oude akkerland groeit bijna niets als obione. Rechts zeer mooie blauwe glyceria.(Zeeuws Archief, collecties De Bruyne, inv.nr. 161) lA dijkte, werd vernoemd naar Bastiaan de Lange. Deze held uit de Tachtigjarige Oor log blies in 1572 zijn schip, zijn bemanning en zichzelf op om uit handen van de Span jaarden te blijven en dat gebeurde onge veer ter plekke van deze polder. Tien jaar na de totstandkoming van de Bastiaan de Langepolder volgde een twee de polder: de Calandpolder, vernoemd naar de toenmalige hoofdingenieur van waterstaat Abraham Caland (1789-1869). De plannen voor de Zeeuwse spoorlijn be tekenden het einde van de nieuwe polders, die als een eiland in het Sloe lagen. Na decennia van uitstel en oponthoud werd in 1871 voor de toekomstige spoorlijn de Sloedam aangelegd. Walcheren was niet langer een eiland, de vaargeul tussen de Westerschelde en het Veerse Gat was ver leden tijd. De stroming in het Sloe veranderde ingrij pend door de aanleg van de dam. De Bas tiaan de Langepolder en de Calandpolder raakten ondanks de bouw van nieuwe dijken overspoeld. De laatste bewoners vertrokken in 1906. Hoewel de overspoel de resten in de belangstelling bleven staan, gebeurde er decennialang niets in de voormalige polders. Totdat begin jaren vijftig Ko van 't Westein de er een bezoek bracht. Hij waadde bij laagwater naar de hoger gelegen resten en nam grondmonsters: "Dit zou prima landbouwgrond kunnen worden," conclu deerde hij. -ts^r

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 9