57
ogen van Anton van Haperen, een nieuwe
wereld open. In de eerste plaats vanwege
de niet-vermoede bijzondere biologische
en geografische kwaliteiten van het gebied
en in de tweede plaats vanwege Van
Haperens verhaal over de cultuurhistori
sche betekenis, dat wil zeggen de eeu
wenlange bemoeienis van de mens om zo
veel mogelijk economisch profijt van de
kuststrook te hebben. De natuur én de
mens hebben het gebied gemaakt tot wat
het nu is.
In de lezing ging het in de eerste plaats
over de natuurlijke ontstaanswijze van de
duinen en vervolgens om de vraag wat
daarbij (of daarna) de invloed van de mens
is geweest.
Eerst dus het ontstaan van het duingebied.
Al in de vroege Middeleeuwen werd het
oorspronkelijke schorrenlandschap bedekt
met zand uit zee, waardoor een reeks klei
ne duintjes ontstond die op den duur een
flinke duinenrij vormden. Is zo'n duinenrij
eenmaal ontstaan, dan gaat dit proces van
primaire duinvorming door. Op een oude
kaart van Visscher-Roman is goed te zien
dat zich voor het oude duin van Breezand
nieuwe duintjes vormden. Bij Breezand en
de Veerse Dam is dat proces nog steeds
goed te zien. Over pakweg tachtig jaar zal
de dam achter een flinke duinenrij schuil
gaan.
Een andere vorm van dynamiek - Anton
van Haperen noemt dat een grootschalig
natuurlijk proces - is dat de wind de oude
duinenrij als het ware het land in blaast: er
ontstaan loopduinen. Door dit proces van
secundaire duinvorming worden landin
waarts nieuwe duinen gevormd, het duin
wordt met een snelheid van zo'n 10 tot 20
meter per jaar over het kleilandschap ge
schoven. De boeren waren daar natuurlijk
niet blij mee en probeerden de dynamiek
van de duinen door beplanting te beteuge
len. Wie door de duinen van Domburg naar
Oostkapelle wandelt, komt vlak na Dom
burg nog zo'n loopduin tegen. Iets verder,
ter hoogte van Westhove, is het duin sterk
verwaaid en landinwaarts verstoven. Uit
bodemonderzoek en uit oude pachtcon-
tracten (begin achttiende eeuw) blijkt de
verplichting voor de duingebruikers om
helm te planten. De binnenduinen, ofwel
het vroongebied, worden nabij Oranjezon
dus gevormd door oude duinen, maar nabij
Domburg zijn dat juist de nieuwe duinen.
De motor achter het zandtransport wordt
gevormd door de getijdenstromingen en de
wind. De getijdenstroom en het zandtrans
port verlopen in onze contreien van zuid
west naar noordoost. Door de aanwezig
heid van zeegaten en riviermondingen
wordt een uitgebreid geulen- en banken-
stelsel in stand gehouden dat mede bepa
lend is voor kustafslag of aangroei van dui
nen. Die dynamiek vertaalt zich voor Wal
cheren in aangroei van het strand vanaf
Oranjezon naar het noorden en afslag tus
sen Domburg en Oostkapelle, waar zand-
suppleties nodig zijn om het strand op peil
te houden.
Het oude schorren- en sluftergebied vorm
de een betrekkelijk kale vlakte. Er kwamen
geen bomen voor, maar vanaf de vijftiende
eeuw is er elzenhakhout aangeplant. De
abt van Middelburg plantte in de vijftiende
eeuw een bos bij Westhove. Het plantgoed
werd aangevoerd uit Vlaanderen, Boskoop,
Breda en Hulst en de bijgesloten 'veront
reiniging' van plantjes en zaden was mede
bepalend voor de latere begroeiing van het
gebied.
De belangrijkste vorm van duingebruik was
tot in de achttiende eeuw de konijnen-