■I
29
De grutto voelt zich thuis in de Walcherse wei
den. (foto Chiel Jacobusse)
de zang van de leeuwerik, die bijna op
heel Walcheren verstomd is. Hier hoor je
grutto's joelen in aantallen die je nergens
elders op Walcheren aantreft. Dat zijn za
ken die ook niet-natuurfreaks niet onbe
roerd laten, mits men ze maar herkent en
zich ervan bewust is.
Als we inzoomen op het Walcherse land
schap en de ontwikkeling in de
komende vijftien jaar, dan wil ik
het vooral hebben over de drie
belangrijkste componenten, na
melijk het open middengebied
van Walcheren met zijn fraaie
structuur van kreekruggen en
kommen. Daarnaast over de
heggen en landgoederen die dit
open gebied omzomen en door
aderen, om ten slotte nog te kij
ken naar de ontwikkeling van het
kustlandschap met de duinen.
Als optimist van nature ga ik er
van uit dat de wenselijke ontwik
kelingen zich ook daadwerkelijk
zullen voordoen, en dat is niet onrealis
tisch omdat daarmee veel belangen wor
den gediend.
Het open middengebied:
uitbreiding reservaten gewenst
Een van de kernwaarden van het open
middengebied van Walcheren zijn de ak
ker- en weidevogels die daar vanouds
broeden. Die hebben net als elders een
dramatische achteruitgang doorgemaakt.
Voor soorten als de veldleeuwerik en de
patrijs ligt die achteruitgang in het agra
risch gebied boven de negentig procent en
voor de graspieper, de gele kwikstaart en
de grutto is op dit moment een vergelijkba
re vrije val aan de gang. Momenteel lijkt
het erop dat ook een door en door Zeeuw
se soort als de scholekster binnen tien jaar
een schaarse verschijning zal worden. Er
wordt veel gedaan om het tij te keren,
maar buiten de als zodanig beheerde na
tuurgebieden is het succes vrijwel nihil.
Voor akker- en weidevogels biedt agrarisch
natuurbeheer geen soelaas, omdat alleen
een radicaal en totaal op de natuur afge-
stemd beheer volstaat. Lichte aanpassin
gen in de bedrijfsvoering is dweilen met de
kraan open en helpt hen niets. Om iets van
de akker- en weidevogels te behouden,
zijn ruimbemeten reservaten onontbeerlijk.
De resultaten die geboekt worden in na
tuurgebieden als Sint Laurens Weihoek en
bij de Oude Veerseweg, zijn prachtig (bij
voorbeeld een vertienvoudiging van de
veldleeuwerik), maar bij de huidige om
vang van de gebieden naar alle waar
schijnlijkheid niet duurzaam. Wat we vaak
zien gebeuren is dat na de inrichting van
dit soort nieuwe gebieden de akker- en
weidevogelstand opbloeit. Maar dat lokt zo-