veel predatoren als kraaien, reigers en
meeuwen dat de gebieden later weer aan
hun eigen succes ten onder gaan. Dit type
natuurgebieden functioneert alleen duur
zaam bij een oppervlakte van enkele hon
derden hectaren. Daar kunnen robuuste
populaties zich collectief voldoende weren
tegen belagers. Voor de korte termijn lijkt
het politiek volstrekt onhaalbaar om een
dergelijke uitbreiding te realiseren, maar
naarmate de ineffectiviteit van agrarisch
natuurbeheer voor dit type natuur duide
lijker wordt zal dat toch ook zijn implicaties
krijgen voor het beleid.
Dat wil niet zeggen dat er in de reservaten
geen plaats is voor de boer. Die is zelfs
met zijn veestapel en zijn machines onont
beerlijk. Maar dan in de hoedanigheid van
loonwerker of graasbedrijf onder regie van
een terreinbeherende natuurorganisatie.
Heggenlandschap:
het primaat bij de boer
Heel anders liggen de zaken in de gebie
den waar struweelhagen thuishoren. Op
Walcheren gaat dat historisch gezien om
enorme oppervlakten met honderden kilo
meters graslandheggen die het roemruch
te coulissenlandschap van de Tuin van
Zeeland vormden. Het mede door Het
Zeeuwse Landschap geïnitieerde project
d'Aegen heeft de ambitie om iets van de
oude glorie te herstellen. Wat rol en functie
van boeren en natuurbeschermers betreft
liggen de zaken hier totaal anders dan in
het open middengebied. Het coulissen-
landschap is bij uitstek geschikt om tegen
betaling te worden onderhouden door de
boer, zoals dat in het project d'Aegen trou
wens ook daadwerkelijk gebeurt. De grond
tussen de heggen kan normaal agrarisch
bewerkt worden en uiteraard moet de boer
ruimhartig gecompenseerd worden voor de
beperkingen die de aanleg van heggen
met zich meebrengt. Vooralsnog is de hoe
veelheid nieuw gerealiseerde heggen be
scheiden, maar als de overheid het instru
mentarium voor het agrarisch natuurbe
heer hier concentreert en ten volle inzet,
kan dat een enorme impact voor het land
schap hebben en tevens een belangrijke
verbredingmogelijkheid voor tal van agrari
sche bedrijven betekenen.
De ontwikkeling van nieuwe landgoederen
kan eveneens een impuls aan het land
schap geven, maar vooralsnog lijkt deze
ontwikkeling maar bescheiden van om
vang.
Het kustgebied: bondgenootschap
tussen natuur en recreatie
Strand en duin zijn van enorm belang voor
de recreatie en hebben tegelijkertijd enor
me waarden en potenties voor de natuur.
Ook hier heeft de natuur een grote veer
moeten laten, bijvoorbeeld als het gaat om
de broedvogels van het strand en jonge
duintjes en om de flora en fauna van open,
stuivend duin. De mogelijkheden voor na-
tuurherstel en ontwikkeling zijn dermate
veel en divers dat ik mij hier tot enkele
voorbeelden moet beperken.
Om te beginnen het verlies aan strand- en
kustbroedvogels. Soorten als visdief,
dwergstern, strandplevier en bontbekple-
vier broedden vroeger in grote aantallen
op de Walcherse stranden. Nu zijn er uit
sluitend nog enkele bontbekplevieren op
het voorland van het oostelijk deel van
Oranjezon en op Breezand, en de broed-
resultaten zijn als gevolg van de drukte ni
hil. Frappant is overigens dat de vogels
veelal niet door de recreanten maar door
facilitaire diensten die zich gemotoriseerd