een apart probleem. "Vervoer, uitvoer en nederlage" van steeds meer producten werd door burgerlijke en militaire autoritei ten in de ban gedaan. Dat luisterde nau wer dan je zou denken. Sinds Zeeland mili tair gebied was, gold bijvoorbeeld transport naar Rotterdam ook als uitvoer. Om een indruk te geven van wat er allemaal niet mocht volgt hier een aantal voorbeelden van 'contrabande': duiven, benzine, turf, kanariezaad, grof roggebrood ("gebakken anders dan gebakken van regeerings- grondstoffen voor grof roggebrood"), mus- kegon en andere houtslijpextracten, peul vruchten en ongedorste granen, bessen sap met een extractgehalte van minder dan 8 procent, maagdelijk blokzink (nieuw), stof, kaf of uitschoonsel uit gra nen, peulvruchten en handelsgewassen, geslachte varkens of gedeelten daarvan, oud roodkoper, oud brons, oud geelkoper, wol, stro, sigaren en cigarillo's, manufactu ren boven 10 kilogram, dode en oude hen nen en hanen, cacaoboter, schoenen, bok ken en geiten, kippen- en eendeneieren, en room met een hoger vetgehalte dan 10 procent. Ontheffing was in beginsel moge lijk, maar daarvoor moest men dan naar een van de ontelbare Rijkskantoren voor specifieke producten. Zo was voor vervoer van duiven een machtiging nodig van de directeur van de Rijkspostduivendienst. De controles op overtredingen van het ver- voersverbod leverden de Middelburgse rechtbank veel werk op. Op 17 maart 1917 berichtte de Vlissingsche Courant onder de kop "Drukte bij de rechtbank in Middel burg": "In verband met de groote drukte, ontstaan door het groot aantal zaken be treffende verboden uitvoer enz. en be treffende overtreding van de Distributiewet, bij de Rechtbank te Middelburg zal voort aan tweemaal in de week strafzitting wor den gehouden." Ook het parket werd ver sterkt. Per zitting werden wel zeventig of tachtig zaken behandeld. De opgelegde straffen varieerden van een boete van drie gulden tot drie maanden gevangenisstraf. In die tijd werd in de kranten over rechts zaken uitgebreid verslag gedaan, maar door het overvloedige aanbod sleet die ge woonte snel en werden de berichten rond contrabande teruggebracht tot een vermel ding van het aantal zaken en de laagst en hoogst opgelegde straf. Niet dat die straffen heel veel hielpen. Nog midden 1918 werd aan het personeel van de Maatschappij tot Exploitatie der Staats spoorwegen per dienstorder het volgende meegedeeld: "Nu meer en meer blijkt, dat personen in dienst der Maatschappij zich schuldig maken aan smokkelen, ongedekt vervoer en verboden nederlage, en de tot dusverre tegen die plichtsverzuimen ge troffen maatregelen geen afdoend resul taat blijken te hebben, ziet de Maatschap pij zich genoodzaakt tot strengere maatre gelen haar toevlucht te nemen. In verband met het vorenstaande wordt ter kennis van het personeel gebracht, dat het zich niet alleen door smokkelhandel maar ook door smokkel voor eigen gebruik, benevens door ongedekt vervoer, ook voor zaken voor eigen gebruik bestemd alles hetzij in, hetzij buiten dienst, alsmede door poging tot medeplichtigheid aan die delicten, zoomede door verboden nederlage, bloot stelt aan ontslag. Ook loopt in die gevallen het personeel de kans op uitzetting uit het in staat van beleg verklaarde gebied (i.e. uit Zeeland)." Ook Van Drunen had daar ervaring mee. Op de weg terug uit Goes, waar hij les had gegeven, had hij in de trein een koffertje

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 22