22
Sturm en collega Wattel aan het werk in de
smederij van Meijer, 1956. foto Erik de Vries
vasthoudend om het paard zonodig in be
dwang te houden.
Wanneer alle ijzers aangebracht zijn, strijkt
Sturm met zijn hand de haren van zijn
voorhoofd weg, daarop een gezellige,
zwarte veeg achterlatend. "Ziezo Piet, da's
weer klaer, joen", zegt hij. Hij blaast het
peukje uit zijn pijpje en draait een nieuwe
sigaret van de donkerbruine, bijna zwarte
shag uit het gedeukte doosje.
In het langwerpige, beduimelde orderboek
schrijft hij het gedane werk op en niet lang
daarna ligt hij op zijn rug met een Engelse
sleutel in de handen onder een landbouw
machine, waaraan een nieuw onderdeel
gezet moet worden.
En de klok van de oude Serooskerkse
toren vertelt ieder half en heel uur, dat de
dag steeds verder draait.
Luisterend naar de verhalen
Zo werkt 'Eine Sturm al langer dan achten
twintig jaar in de smederij van H.L. Meijers,
gelegen aan het Smidswegje aan de voet
van de kerktoren van Serooskerke in het
hart van het mooie eiland Walcheren. Zo
staat hij dag aan dag bij het smidsvuur of
aan het aambeeld. Zo gaat hij jaar na jaar
om met hamers, moersleutels en ijzeren
tangen. Zo gaat hij vaak ook op karwei om
een dakgoot af te leveren of bij een boeren
hofstee een smeedijzeren hek te plaatsen.
En intussen luistert hij naar de verhalen,
die boeren en arbeiders hem vertellen.
Vaak luistert hij met meer dan gewone be
langstelling, omdat het verhaal hem plotse
ling boeit. Hij stelt vragen en de antwoor
den vullen het vertelde steeds meer aan.
Dan ziet Sturm door de verteller heen de
geschiedenis als het ware gebeuren,
dan... dan heeft hij opeens weer een stuk
van een... roman.