prijzend aangekeken te worden door zijn ouders, broers of zuster. Verhaaltjes schrij ven... 'Eine, gebruukje tied toch beter, joen! Daarom moest het stiekem gebeuren, op zolder... En zelfs het posten van de enve loppe met het eerste verhaal moest zo ge beuren, dat zijn broer Ko, die postkantoor houder van Serooskerke was - en nog is - er niets van merkte. Daarom stapte de jon ge Sturm op een avond op de fiets om het geschrevene in het nabij gelegen dorp St. Laurens op de brievenbus te doen. Daar ging zijn eerste produkt, dat als titel droeg 'Een dag in de lente' en dat het simpele gegeven van een reeds op jaren zijnde vrijgezelle boer, die met zijn huishoudster trouwde, tot onderwerp had. De enveloppe was geadresseerd aan de redactie van De Standaard, het blad dat indertijd trouw door de familie Sturm gelezen werd. Nog voor er antwoord kwam had Sturm alweer vijf nieuwe verhalen geschreven. Weer peddelde Hendrik op zijn fiets naar St. Laurens. Op de enveloppe stond dit keer: "Aan de Redactie van De Spiegel te Wageningen." Er volgden spannende dagen voor de jon ge auteur en onder het beslaan van de zware, Zeeuwse hengsten, gingen zijn ge dachten maar al te vaak uit naar de bla den, waarheen hij zijn verhalen gezonden had. Zouden ze opgenomen worden? Of zou hij ze met een vernietigend oordeel terug ontvangen? "Zeg Jo", vroeg hij aan zijn vriend Verton, die destijds De Standaard bij de Seroos- kerkse abonnees bezorgde, "as 't joe het zelfde is, breng dan de krante 't eerst bie ons." Jo Verton wilde dat wel doen. Maar eh... "waarom eigenlijk?" Omdat... nou ja, hij moest het maar niet verder vertellen, maar hij had een verhaal opgestuurd naar de krant en natuurlijk was hij zodoende benieuwd of het er in zou komen. "Schrief jie dan ook?" lachte zijn vriend. "Ik heb het maer eens geprobeerd." "Ik óók! Mer zeg je het van mien ook tegen niemand, 'Eine?" Twee vrienden hadden elkaar dieper en nog vriendschappelijker leren kennen. De kameraadschap groeide, nu ze samen het zelfde geheim met zich mee droegen en er ging geen dag voorbij of ze keken elkaar begrijpend vragend aan. Nee, het verhaal stond er nog niet in. "Wat hei je noe toch gedae?!" En opeens kwam Ko, de postkantoorhou der, thuis met een kaart, die bestemd was voor zijn broer. Een kaart, die grote ver wondering bij hem gewekt had, want er stond op gedrukt, dat de redactie van De Spiegel de verhalen van de heer H. Sturm in goede orde had ontvangen en dat ze na lezing en beoordeling direct nader bericht zouden zenden. "Wat hei je noe toch gedae?!" Hendrik kreeg er een kleur van, maar hij kon er nu toch niet meer onderuit. En zo vertelde hij, dat hij verhalen schreef. Waar mee hij helemaal geen eer bij zijn familie inlegde... Dat veranderde echter wel, want toen 'Een dag in de lente' nog vóór het verzenden van nader bericht uit Wageningen, in De Standaard kwam met als auteur H. Sturm, toen kregen ze toch eerlijk gezegd wel een beetje respect voor 'Eine. Toen hoefde de schrijver-smid ook niet meer in het geheim naar zolder te gaan om zijn verhalen te gaan optekenen en

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 33