Vadertje 'Ie trok ogen as meulbriefjes De uitdrukking 'Ie trok ogen as meulbrief jes (in het Nederlands: hij zette ogen als molenbriefjes op) werd op Walcheren ge bruikt als iemand grote ogen opzette. Een molenbriefje was een bewijs dat men maalbelasting had betaald. Misschien zette de boer van schrik wel grote ogen op over het bedrag dat hij als maalbelasting moest betalen wanneer hij het molenbriefje be keek. Gemaal De Staten van Zeeland besloten in 1574 belasting te heffen op wijn, brandewijn, bier, granen, gemaal (het malen van graan), zout, turf, kolen en de waag. Met de opbrengst hiervan werd de Tachtigjarige Oorlog tegen Spanje gefinancierd. Hoewel in 1648 vrede werd gesloten, werden deze belastingen niet ingetrokken. Eerst ging het om provinciale belastingen, maar vanaf de Franse tijd werden het landelijke en ver volgens gemeentelijke belastingen. Omdat het in dit stukje om een heffing op het malen van graan gaat, mag u de ande re heffingen allemaal vergeten. Het innen van de maalbelasting werd ver pacht aan de meestbiedende; hij moest zorgen dat hij het geld binnenkreeg. De meestbiedende kreeg de titel van collec teur. Hij moest zich aan de door de Staten van Zeeland opgestelde instructie op het gemaal houden en de eed afleggen. Hierin stond: "Ik zwere, dat ik den inhoud der Or donnantie op het Gemaal, waar over ik als Collecteur ben aangesteld, stiptelyk zal ob serveren en nakomen, zonder met iemand te composeren, directelyk of indirectelyk, veel min iemand daar van te verschoonen, dan die speciaal by de Ordonnantie van Hun Ed: Mog: de Heeren Staaten daar van zyn geëximeerd, maar van alle en een ie der den vollen impost te zullen vorderen en te doen betalen ingevolge en conform de Ordonnantie: dat ik de Penningen by my ontvangen zonder eenig agterhouden of iets hoe genaamd te verzwygen op de gestelde termynen ten Comptoire van den Collecteur binnen Heer Ontfanger- Generaal dezer Provincie /Rentmeester van de Gemeene Middelen zal bezorgen, en voorts in alles my naar den inhoud myner Instructie gedragen." De hier aangehaalde instructie en eed waren sinds 1766 van kracht. Naast collecteurs waren er ceelwachters. Zij werkten op een molen en hadden als taak erop toe te zien dat er geen graan werd gemalen als er geen maalbelasting was betaald. Ook voor de ceelwachters was een in structie gemaakt en ook zij moesten de eed afleggen. In artikel 3 van de instructie voor de ceelwachters van Vlissingen staat: "De Ceelwagter zal niet mogen permitte ren, dat eenig graan, granen, zak of zak ken ter molen worden gebragt zonder dat ze alvorens hebben gezien de biljetten (meulbriefjes) daartoe dienende, getee- kend door den Ontvanger van het Gemaal, ten blijke dat de Import behoorlijk is vol daan." De eed luidde: "Ik zwere dat ik mijn Post als Ceelwagter op de Korenmolen, waarop ik gesteld word, getrouwelijk zal waarne men, zonder den Impost op het Gemaal te frauderen, ofte gedogen dat zulks door ie mand met mijne kennis geschiede, direct of indirect." Deze instructie en eed dateren uit 1816.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 48