46 dus ook mooi aansluit bij het voorgaande. Het woord geweten staat zelfs bovenaan, dan volgt 'plichtsgevoel' en vervolgens 'be wustzijn'. Het verbranden van die consensie is na tuurlijk figuurlijk bedoeld, want een con sensie kan niet verbranden, evenmin als het bewustzijn. Hoewel, een consensie kon wel gaan branden als je verkeerde dingen gedaan had, bijvoorbeeld door spijt en wroeging. Dan kreeg je een brandende consensie. Zolang je dat nog maar had was er nog hoop, maar o wee als je daar tegenin ging en het zwijgen oplegde, dan kon die als het ware dichtbranden en toe- schroeien, zoals een hoefsmid de hoeven van een paard dichtschroeit. Dan kende men geen verschil meer tussen goed en kwaad. Dan verhardde je van binnen zodat je totaal ongevoelig werd voor waarschu wingen en vermaningen. Vandaar dat er gewaarschuwd werd om die consensie toch vooral open te houden, want als die niet meer sprak dan was er weinig kans meer op een plekje in de hemel. Als zo'n persoon op zijn sterfbed kwam te liggen, ging hij met een toegeschroeide consensie voor eeuwig verloren. Alleen de Almachtige en Genadige God kon zelf zo'n toegeschroeide consensie nog openbreken en dan kon men alsnog bekeerd worden. Het lijkt niet netjes om over zulke ernstige zaken - bijvoorbeeld op een theevisite - te pas en te onpas te spreken. Vandaar wel licht dat Jan Vader, zoals Frans van den Driest ook aangeeft, het ongepast vond om die woorden ('t uusje van je consensie) te gebruiken. Vader schrijft ook in een van zijn boekjes dat er in zijn tijd (begin twintigste eeuw) op boerenvisites nog veel over de godsdienst gesproken werd, vooral over de zuiverheid van de leer. Daarbij werd ook menig predi kant 'op de korrel' genomen. De een zal te zwaar en de ander zal te licht geweest zijn. Mogelijk is er zodoende ook een ver keerd gebruik ontstaan van het spreek woord. Ze gingen vaak over van vader en zoon en sommige zijn misschien al hon derden jaren oud." Kinderzorg Het artikel over Kinderzorg (geschreven door Ineke Vogel-Wessels Boer) in de vori ge Wete riep bij mevrouw Wil Braat-Jonge- pier uit Vleuten de nodige herinneringen op. Zij is geboren in 1930 op de Veersesin- gel 152, vlak bij Kinderzorg. Haar grootou ders woonden naast haar ouders, op num mer 150. Zij schrijft ons: "Tijdens mijn kin derjaren werd ik vrijwel dagelijks gecon fronteerd met de pupillen; ik zag ze in ge- stichtskleding netjes in de rij naar school of kerk gaan en terugkomen. De tuin van Kinderzorg grensde aan de onze. De kin deren keken weieens over de schutting en riepen dan mijn naam, Willemientje. 's Zo mers, als ze in de serre zaten, hoorden we ze zingen. Mijn goed hervormde grootmoeder was erg begaan met de bewoners. Op zaterdag maakte ze nogal eens custardvla. Als die klaar was mocht ik de pan uitlikken en dan gingen we een schaal naar Kinderzorg brengen. Wij kenden het hele personeel, van direc teur tot tuinman. De directeur woonde een paar huizen verderop. Toen die in 1941 overleed, was er een indrukwekkende be grafenis. De singel bij ons stond vol koet sen en alle ramen waren 'gesloten'. Linnenjuffrouw Schneider kwam geregeld bij ons over de vloer. Toen de oorlog uit-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2011 | | pagina 54