Vadertje
't Is 'n wuuf as 'n stik uut d'n diek
De uitdrukking 't is 'n wuuf as 'n stik uut
d'n diek werd volgens Jan Vader (1875-
1966) alleen in Westkapelle gebruikt. Als
het daar over een dijk gaat, kan het maar
over één dijk zijn: de zeedijk.
Voordat ik de uitdrukking verklaar, eerst
iets over die dijk en de bevolking.
Westkappelse Zeedijk
De abt van de abdij en het stadsbestuur
van Middelburg waren op 14 juni 1432 in
Westkapelle om de schade aan de duinen
te bekijken, "overmits dat die dunen seer
verminderden ende wechscuerden" en dat
"die goede luden van Westcapelle begher-
den te hebben een cleen dijckskijn". De
Westkappelse bevolking wilde dus een
kleine dijk omdat de duinen wegschuurden.
In 1483 was er een binnendijk van 480
meter achter de duinen. In aanwezigheid
van keizer Karei V werd in 1540 staketwerk
(korte paalhoofden op de dijk om de golf
slag te breken) aangebracht, "dienende tot
versterkinge van den nieuw gemaakten dijk".
Op een kaart van Jacob van Deventer van
omstreeks 1550 is de zeedijk met daarach
ter de binnendijk te zien. De zeedijk was
toen ongeveer twee kilometer lang. In 1642
werd van de zee- en binnendijk één dijk
gemaakt. De dijk was in 1870 al 3.800 me
ter, tegenwoordig is ze vier kilometer lang.
Dijkdoorbraak
Eén keer is door natuurgeweld de dijk
doorgebroken en wel op 26 januari 1682.
Na vijf volle getijden lukte het de dijkwer
kers het gat te dichten. Volgens Jan Vader
werd - om aan puin te komen - daarvoor
in Veere een hele straat met leegstaande
huizen afgebroken.
De Staten van Zeeland gaven toen toe
stemming het dijkgeschot voor eigenaren
met vijftien schellingen per gemet te verho
gen en voor pachters met vijf schellingen,
"om daer mede den Westcappelschen en
ander dijcken en wercken van het Eylandt
in de noodige en behoorlijke defensie en
seeckerheyt tegens de zee en alle gevrees
de inbreuken te brengen en te houden".
Beroemd en kostbaar
Schrijvers uit het verleden, die de West
kappelse dijk omschreven, roemden de dijk.
Mattheus Smallegange schreef in zijn
Cronyk van Zeeland (1696): "Dit is dan de
Westkappelschen Dijk, door geheel Neder
land beroemt" en als het om het belang
van deze dijk gaat schrijft hij dat de dijk
van "onbedenkelijk" belang is voor het be
houd van het eiland Walcheren.
IsaakTirion schreef in zijn Tegenwoordige
Staat van Zeeland (1753): "...den Westka-
pelschen Dyk, een der beroemdsten, die in
de weereld bekend zyn".
In het boek De Provincie Zeeland (1824)
van Johan de Kanter en Johan ab Utrecht
Dresselhuis staat: "Hier is men nu aan den
beroemden Westkapelschen dijk, den voor
muur van Walcheren tegen de Noordzee."
Abraham van der Aa schreef in zijn Be
knopt Aardrijkskundig Woordenboek
(1854): "Deze dijk is door haren kunstigen
aanleg en zachte afhelling, eene der be
roemdste zeeweringen van ons land."
A.A. Brendonck, schrijver van het boekje
Het bezoek door Z.M. Koning Willem III
aan Zeeland (1862), vond dat de Latijnse
spreuk Saevis tranquillus in undis (rustig te
midden der woedende baren) van toepas
sing was op de Westkappelse dijk.