8 en in het missaal ontbraken enige officiën.5 Een deel van de misgewaden was dat jaar nog door de landdeken toegezonden. Tot slot staat in de inventaris dat in de kerk dertig stoelen stonden. Een pastorie Halverwege de negentiende eeuw wilde het kerkbestuur op aandringen van de toenmalige pastoor Tiebes, die eerst inwo ning bij een der lidmaten had genoten en daarna op eigen kosten een huis had moe ten huren, de beschikking hebben over een eigen pastorie. De kerkmeesters vroe gen daarvoor subsidie aan bij het rijk. Het college van burgemeesters en wethouders dat om advies werd gevraagd, was van mening dat, net als destijds bij de bouw van de kerk, de aannemer weer met onbe taalde rekeningen zou blijven zitten, terwijl er in de jaren daarna bovendien geen geld meer zou zijn om het nodige onderhoud aan de pastorie te kunnen plegen. Nadat een onbekend gebleven geldschieter een renteloze lening had verschaft voor de duur dat het huis als pastorie in gebruik zou blijven, gaf het ministerie toch zijn goedkeuring. Op 17 augustus 1852 teken de het kerkbestuur een voorlopig koopcon tract met Marinus Groenewegen, die zijn huis op de Markt (thans nummer 10) voor vierhonderd gulden te koop had aangebo den. Al vrij snel daarna werd er geklaagd over de staat van de woning, het was er vochtig en de schoorstenen trokken niet. Achteraf viel het blijkbaar mee, want twee weken nadat pastoor Tiebes de pastorie had betrokken (op 29 november), schreef hij aan de aartspriester dat hij tevreden was over zijn nieuwe onderkomen en dat hij de klachten overdreven vond. Sterker nog, de schoorstenen trokken eerder te hard. De overdracht van het huis vond plaats op 16 december in Middelburg. Hoewel voor het gemeentebestuur de naam van de geldschieter anoniem geble ven is, weten wij nu uit een akte van 17 december 1852 van notaris Van de Graft uit Middelburg dat aartspriester Stephanus van der Haagen de kerk zeshonderd gul den had geleend. Tot het vertrek van pastoor Bakker naar Middelburg in september 1887 hebben de vicarissen in de pastorie gewoond. Daarna werd het huis korte tijd verhuurd tot het op 1 mei 1889 werd verkocht. Een merkwaardig voorval deed zich eind december 1858 voor, toen pastoor Van der Horst plotseling zonder opgaaf van rede nen het vertrouwen in het burgerlijk arm bestuur opzegde. Toen de burgemeester de pastoor om opheldering vroeg, bleek dat deze dat had gedaan omdat het arm bestuur twee rooms-katholieke wezen die aan zijn verzorging waren toevertrouwd, gedwongen had protestants te worden. Omdat het twee wezen in het Godshuis betrof, beloofde de burgemeester de direc tie van dit tehuis daarover nader te zullen horen. In de notulen van de vergadering van de regenten van het Godshuis van 6 januari 1859 lezen we geen woord over deze kwestie. Wel lezen we dat de in Bre da wonende grootmoeder van de kinderen voor haar twee kleinkinderen bij het ge meentebestuur ontslag uit het Godshuis had aangevraagd. Kanaalwerkers In 1868 kwam een groep van ongeveer 280 kanaalwerkers, waaronder veel rooms- katholieke Brabanders en Belgen, naar Veere om het Kanaal door Walcheren te graven en de sluis te bouwen. Het kerkbe-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 10