'n Aerepelpit, Lepelstraat te Serooskerke, 1982.
(foto Frans van den Driest)
gekookt en aan de varkens gevoerd. Ook
arbeiders aten wel kleine aardappels. Ze
kookten ze ook ongeschild en haalden aan
tafel met de vingers de schil eraf.
Soms werden de aardappels later gesor
teerd en men gebruikte dan een sorteerrek
aerepel'orre
Om de aerepelpit tegen bevriezing te be
schermen, werd deze afgedekt met stro of
riet waarover een laag grond werd ge
gooid. Vooral in zachte winters kon er in de
hoop aardappels broei of rot ontstaan of
gingen de aardappels kiemen. Dit had tot
gevolg dat veel aardappels verloren gingen
of sterk in kwaliteit achteruitgingen. Arbei
ders die alleen voor eigen gebruik aardap
pels teelden, bewaarden de wintervoor
raad ook wel onder de bedstede.
Poterbewaarplaats
Bijna elk dorp op Walcheren had sinds de
jaren dertig van de vorige eeuw een poter
bewaarplaats. Deze bewaarplaats was
eigendom van boeren die hiervoor een
(coöperatieve) vereniging stichtten. Ze stel
den iemand aan die verantwoordelijk was
voor de bewaarplaats.
De poterbewaarplaats leek op een kas. De
wanden waren gemaakt van dik glas en de
daken van eternietplaten. De pootaardap-
pels werden in aardappelkistjes gelegd.
Elke boer had kistjes met de eigen naam
erop. De kistjes werden zo gestapeld, dat
door het daglicht en de temperatuur de
aardappels begonnen te kiemen. Wanneer
de aardappels te vroeg kiemden, moest
degene die verantwoordelijk was voor de
bewaarplaats de kiemen verwijderen. Bij
vorst moest er in de bewaarplaats gestookt
worden.
Een arbeider uit Domburg haalde in 1880