AARDAPPELEN bij VAN SORGE, 34 feest feloemige blauwe en wittemooi Tan etukde witte SO ets de 5 kop en de felaowe 35 ets. Beide soorten zonder kwaad, Span jaar da traat. Middelburgsche Courant, 21 augustus 1891. Aardappelziekte de krant omdat hij een aardappel had ge rooid met een gewicht van 71/2 ons. Elf da gen later had een inwoner uit Westkapelle in zijn tuin een aardappel die 1,1 kilo woog en een plaatsgenoot rooide een aardap pelplant waaraan 67 aardappels zaten, die in totaal 6V2 kilo wogen. schadelijke worm. Natuur- en landbouw kundigen stelden landelijk een onderzoek in. Ze adviseerden alle planten die bruine of zwarte vlekken vertoonden uit te rukken en te vernietigen. Zelfs stengels met gele of gekrulde bladeren moest men uittrek ken, want de bladeren met gele plekken zouden zijn aangetast door een schadelij ke worm. Om te voorkomen Het woord 'ziekte' is al in de tekst onder het kopje aardappelrassen ter sprake ge komen. De ziekte werd ook wel 'het kwaad' genoemd. Er werd weieens van een goed persoon gezegd dat hij de ziekte niet op de aardappels zou overbrengen, in het Walcherse dialect is die uitdrukking 'ie za 't kwaed nie in d'aerepels brienge. In 1843 en 1844 kwam de aardappelziekte in Nederland voor, maar in 1845 was ze veel erger. In dat jaar heerste de aardap pelziekte in heel West-Europa. In juli 1845 werd de ziekte ook op Walche ren geconstateerd. De bladeren en sten gels van de aardappelplant vertoonden bruine vlekken, ze stierven af en de aard appels begonnen te rotten. Sommigen meenden dat een heel klein insect de ziek te veroorzaakte, anderen dachten aan een dat er zaad van de worm op de grond zou vallen, moest het uittrekken heel voorzich tig gebeuren. Ten slotte werd dringend aangeraden het be smette loof niet aan het vee te geven of het land ermee te bemesten. Want, zeiden de deskundigen, het zaad van de worm zou het volgend jaar een nog grotere verwoestin gen kunnen aanrichten. Op 15 augustus 1845 meldde de Vlissing- sche Courant. "De vooruitzigten voor den landman en de niet zeer vermogende stan den der maatschappij worden met den dag zorgelijker. Uit zoo vele oorden des Rijks en van elders luiden alle berigten over de aardappelen zoo ontmoedigend, dat het onnoodig schijnt daarover in verdere bij zonderheden te treden, en te herhalen dat in deze buurt en Provincie de oogst weinig of niets te beteekenen zal hebben." Dezelf de krant meldde een week later: "Men schrijft ons heden uit Middelburg: De berig ten omtrent de aardappelen luiden ongun stiger dan men gehoopt had." Weer een week later stond in de Vlissingsche Cou rant "De berigten die wij aangaande de aardappelen ontvangen zijn bedroevend; verscheidene kundige landlieden houden zelfs de winter-aardappelen voor geheel verloren."

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 40