38
De raapsters zijn met een volle mand op weg
naar d'aerepelpit, Aagtekerke. (foto Ons Zee
land, ca. 1930)
ten met verdund zwavelzuur (vitrioololie) of
met kalk of kalkwater te behandelen. Het
advies was om percelen waarvan de aard
appels inmiddels waren gerooid, in het na
jaar meerdere malen met verdund zwavel
zuur te begieten of met kalk te bemesten.
Kalk of kalkwater had als voordeel dat het
onschadelijk voor het land was. Ook werd
aangeraden niet twee jaar achter elkaar op
hetzelfde perceel aardappels te verbou
wen.
Blijkbaar hielp de omslachtige behandeling
met verdund zwavelzuur of kalk(water) niet
voldoende of heeft men het niet toegepast,
want in 1846 en 1847 werden de aardap
pels weer door de ziekte aangetast. Niet in
dezelfde mate als in 1845, maar toch fors.
In 1846 was de gemiddelde opbrengst in
Zeeland 82 hectoliter per hectare en in
1847 95 hectoliter. Pas in 1848 kwam de
ziekte minder voor en daarna is deze nooit
meer zo extreem geweest als in 1845.
In 1882 stond in de Middelburgsche Cou
ranteen ingezonden artikel over de aard
appelziekte van H.J.E. Gerlach, secretaris
van de afdeling Walcheren van de Zeeuw-
sche Landbouw-Maatschappij. Hij schreef
dat men er in Duitsland met proeven ach
ter was gekomen dat een schimmelplant
de oorzaak van de ziekte was. De schim
melplant ontwikkelt knoppen die met spo
ren zijn gevuld. Als de knop op de vochtige
aarde valt, barst deze open en verspreiden
de sporen zich door het regenwater naar
alle kanten. Eerst wordt het loof aangetast,
daarna de aardappel. Vertoont de ziekte
zich in het loof, dan moet men proberen te
voorkomen dat de ziekte de aardappel be
reikt. Hiervoor moet men de bedden met
grond verhogen tot op ongeveer vijf centi
meter boven de dichtst aan de oppervlakte
liggende aardappels, zodat het regenwater
met de meegevoerde sporen de aardap
pels niet kan bereiken. Om de hoeveelheid
vocht die langs de stengels van de aard
appelplant richting de knollen loopt en met
sporen 'bezwangerd' kan zijn te verminde
ren, moet men het loof zijwaarts buigen
richting de grond, aldus Gerlach. Verder
gaf hij in het artikel nog enkele adviezen:
gebruik volkomen gezonde poters, poot
aardappels in fijngemaakte grond, zet de
poters in rijen op een onderlinge afstand
van 20 tot 30 centimeter, begin zo vroeg
mogelijk met het aanaarden van de jonge
aardappelplanten en wacht twee, liever
drie weken met het rooien van de aard
appels, totdat het loof volledig is afgestor
ven.
Of de omslachtige bestrijdingsmethode
met het verhogen van de percelen en het