was zien en gezien worden. Dat betekende hard werken en sparen, want als je niet met de juiste sieraden voor de dag kon ko men, hoorde je er niet bij. En dat is zestig jaar later, nu dracht en sieraden allang zijn afgezworen, niet vergeten: "Ik voele nog m'n knieën van 't dweilen, kè wat uwèrukt vo die kraeien." Sparen was niet altijd ge noeg en dan werd er op afbetaling gekocht. Met liesjesdag (de eerste donderdag in mei en oktober) wisselden de meiden en knechten van dienstverband op Walcheren. Dit was voor velen een feestdag omdat ook de lonen werden uitbetaald. De juwe lier had het in die periode erg druk omdat er dan veel sieraden konden worden aan geschaft. In die tijd was de telefoon nog geen gemeengoed, er werden briefkaart jes naar de winkel gestuurd met de vraag of de goudsmid eens langs wilde komen met z'n kist. Zo reden groot- en overgroot vader Minderhoud op de fiets over een groot deel van Walcheren naar dorpen en boerderijen. Als er helemaal geen geld was om sie raden te kopen, werd uitgeweken naar koper of verguld koper. Dat soort sieraden werd ook gekocht voor doordeweeks ge bruik om de 'echte' stukken te sparen. Om het standsverschil duidelijker te maken, verzonnen de allerrijksten dan weer allerlei toevoegingen bij de sieraden. Bijvoorbeeld een kralensnoer met voor- en achterslot, diverse broches en borstspelden. Om el kaar de loef te kunnen afsteken werd het formaat van sommige sieraden soms erg groot. Zeker op Zuid-Beveland was dit in de negentiende eeuw een bekend feno meen. Je kon natuurlijk ook je krullen wat laten uitrekken om ze groter te doen lijken. Maar daar moest je mee oppassen. De ge goede boerenstand liet niet met zich spot ten. Wie in goeden doen raakte, kon dat maar beter niet laten merken op straffe van verlies van werk of klandizie. Zo kreeg eens een arbeider van z'n boerenwerkge ver te horen: "Zoek mè ander wèruk, ik je vrouwe uzie en zó te zien geat ut nogga goed bie julder."De vrouw in kwestie had een week eerder een mooi snoer kralen met bijpassend slot gekocht dat blijkbaar te groot was voor haar stand. Vonden de mensen het prettig om in dracht te lopen? Voor de meesten gold dat men niet beter wist, maar sommigen von den het verschrikkelijk. Vooral voor de kin deren was de dracht een keurslijf dat hen hinderde bij het spelen. Je kon er later aan ontsnappen door een burgerberoep te kie zen. Vooral in en na de Tweede Wereldoor log gingen steeds meer mensen in burger. Boerengoed was toen haast niet meer te krijgen en in burger gaan was ook een ma nier om aan de sociale controle te ont snappen. Voor anderen was de dracht een belangrijk deel van hun identiteit en zij peinsden er niet over om die identiteit af te leggen. Een Walcherse emigrante stuurde twintig jaar lang ieder kwartaal haar vuile bovenmutsen in een kistje naar Walcheren. Gewassen en geplooid werden ze retour Canada gezonden. Ook op vakantie, al dan niet in het buiten land, bleven veel Zeeuwen de streekdracht trouw, en het kon in een zuidelijker klimaat behoorlijk warm zijn. Streekdrachten lever den soms ook herkenning op in het buiten land, bijvoorbeeld bij familiebezoekjes in de emigratielanden. Blijvende vriendschap pen zijn zo ontstaan. Anderen, die elders hadden gewoond en de dracht hadden af gelegd, staken zich weer in dracht zodra ze op het eiland terugkeerden. Omdat ze het prettig vonden of omdat ze zich geen

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2012 | | pagina 50